Valsspelen

Weer loop ik op zo’n hoogvlakte, en weer is de wind snijdend koud. Ik heb het hoogteprofiel globaal in mijn hoofd. Weet dat we vijf min of meer serieuze klimmen voor onze kiezen moeten krijgen vandaag, waarvan de laatste eindigt bij de finish. Ik heb ze niet geteld, maar neem aan dat dit nummer vier is, waarop ik loop te vechten. Ik val helemaal stil, er zit nauwelijks meer beweging in mijn benen, ik kom niet vooruit, lijkt het. Is het vermoeidheid? De kou? Opeens bedenk ik dat dit misschien zo’n moment is om een wonderkauwgum te pakken – een poos geleden heb ik van Ellen een pakje kauwgums met een flinke shot cafeïne gekregen, daarvan heb ik er ook vandaag eentje grijpklaar in een vakje zitten. Voor in geval van nood. Twee of drie keer eerder tijdens een loopje pakte ik er een op een moment waarop ik erdoorheen zat, dat leek vrij aardig te werken. Of de kauwgum volgens de WADA door de beugel kan, is maar de vraag, maar ach, winnen doe ik toch niet. Een beetje als valsspelen voelt het wel.

De vraag is waarom ik het eigenlijk doe, want ik ga er helemaal van uit dat ik bij de volgende post uit de race zal worden gehaald. Vanaf de eerste post (tevens cut-off) loop ik al tegen de limiet aan, en ik bouw geen greintje reserve op tijdens het vervolg van de race. Over de etappe van 11km waar ik nu in zit (tussen 41 en 52km, grofweg), mag ik 2 uur doen. 5,5km/u dus, wat ongeveer gelijk is aan (nee, iets sneller is dan) de gemiddelde snelheid die je over de hele race gerekend moet hebben, om binnen de limiet van 13 uur te finishen. Klinkt redelijk, maar niet als je weet dat voor de laatste twee etappes dan een snelheid van gemiddeld 4,5km/u genoeg is om op tijd de finish te halen. Zoals ook bij de Dolomiti di Brenta bleek, houden organisatoren kennelijk rekening met lopers die erger instorten op het laatst dan ik (meestal) doe. Daardoor zijn de tussentijdse limieten soms een stuk strakker dan de eindlimiet. Snap ik wel, maar mij levert het onderweg wel onnodige stress op. Dat wou ik maar even gezegd hebben.

Waar ben ik? Nou, in de Vogezen. En het is winter. En daar heb ik onvoldoende rekening mee gehouden, net als met het bergkarakter van de Vogezen. Hoogste punt van de wedstrijd twaalfhonderd-nog-wat meter? Pff, waar hébben we het over? Ik zie mezelf nog voor me, bij de la waar ik m’n regenbroek (dat wel) en een paar waterdichte foedraals uit pak. Even heb ik mijn handschoenen in mijn handen, maar nee joh, het is al bijna zomer. Met het warme paasweekend in gedachten (hoewel in het Groningse landschap toen ook rijp op het gras lag tijdens mijn vroege ochtendloopje, en ik het behoorlijk koud had met m’n blote armen en benen, bedenk ik nu), kan ik me werkelijk niet voorstellen dat ik handschoenen nodig zal hebben. Aan een dikke slaapzak dénk ik niet eens. Het is maar goed dat ik met Ellen en Mart op stap ben. En met de bus van Mart, waarin niet alleen zomaar een kussen voor mij ligt, maar ook een extra donzen slaapzak, die ervoor zorgt dat ik het de eerste nacht in m’n tentje nog net behaaglijk heb. Bijna behaaglijk dan.

De start van de Trail du Grand Ballon 70km is om 6 uur. Mart gaat voor de 48km en start een uurtje later. Start en finish zijn hoog. En hoog betekent koud. Toen we ons startnummer haalden op vrijdag, zagen we her en der nog plukken sneeuw liggen. Die smelt hier niet zomaar weg. Het waait en het miezert. Ik heb zoveel mogelijk kleren aangetrokken, ook het thermoshirt dat ik eigenlijk in m’n rugzak zou meenemen voor als ik door wat voor oorzaak dan ook uit zou vallen. We stijgen nog een klein stukje, en dan volgt een lange afdaling. Zodra we de beschutting van het bos inlopen, is de temperatuur prima te doen en vraag ik me af of ik niet veel te veel kleren aan heb. Ik voel me belabberd. Heb veel te veel gegeten bij het ontbijt, en heb last van m’n darmen. Nu al. De Antwerpse buurjongen van de camping vindt het kennelijk gezellig om dit eerste stuk met mij op te lopen, en dat vind ik op zichzelf prima, ware het niet dat hij daarbij ook steeds wil praten. Dat betekent dat ik antwoord moet geven, maar daarvoor moet ik hem telkens eerst vragen te herhalen wat hij zei, want ik versta hem slecht. Vermoeiend. Ik moet de bosjes in en wens hem succes.

Beneden aangekomen heb ik het bloedheet, en allerlei mensen staan er even stil om wat dingen te reorganiseren. De buurjongen is me inmiddels voorbijgekomen met blote armen – dat ziet er aanlokkelijk uit. Ook ik stop om kleren uit te trekken. Aanvankelijk alleen m’n regenjas, maar joh, weet je wat? Ik trek ook m’n thermoshirt onder de rest uit. Als ik daar zo sta met m’n blote armen, vind ik dat toch wel wat fris, dus ga ik op zoek naar de armstukken. Het kost allemaal wat tijd, maar alles voor een aangename loop. Ik kom er ook nog achter dat m’n ene flesje sportdrank beschadigd is bij een val uit m’n rugzak, en zo goed als leeg is – vandaar m’n natte kont. Ik drink de laatste slok, en loop meteen naar een container om het flesje weg te gooien. Ondertussen is iedereen allang weer op pad, en ik vertrek als laatste. Kilometerslang loop ik in m’n eentje, helemaal achteraan. (Denk ik – later blijkt dat er iemand achter me zit die fout gelopen is en 6km heeft omgelopen, maar daar merk ik uiteraard weinig van.) En met m’n darmen gaat het echt niet goed, dus ik moet ook nog tijd maken voor de bosjes. Ik weet niet hoor, maar gaat dit wel goed?

Gelukkig ontgaat het me niet dat de route erg mooi is. Al voel ik me niet top, ik kan toch wel genieten van waar ik loop, en van het simpele feit dát ik loop. Prima loopweertje ook. En omdat ik in dit stadium nog geen weet heb van de tussentijdse cut-offs, loop ik ook niet tegen de klok te strijden. Ik ga er maar van uit dat ik vanzelf weer wat mensen achterop zal lopen. En inderdaad, vlak voor de eerste verzorgingspost (17km) ben ik weer een paar lopers voorbijgegaan. Overigens halen ook de koplopers van de 48km me hier in. Wat een snelheid, die gasten! De volgende post is een waterpost. Niet interessant en ik loop door, kijk alleen even snel hoe het zit met de tijd. Net als bij de eerste post heb ik een kwartier speling, dus ik bouw niks extra’s op. Ik begin te denken dat de weersvoorspellingen er vreselijk naast gezeten hebben en een veel te somber beeld gegeven hebben. De wind maakt het koud op de hoogtes, maar verder is het perfect loopweer. Niet te warm, waar ik een bloedhekel aan heb, en droog. Maar helaas, om kwart over elf blijken de voorspellingen er toch ook weer niet zó ver naast te zitten, en begint het te regenen. En het blijft voorlopig regenen.

Ik kan me niet herinneren waar en wanneer ik stop om mijn regenjas aan te trekken, maar moet dat op enig moment gedaan hebben. Ik zit nu in een fase van de race waarbij ik regelmatig dezelfde mensen voorbijga of door hen word ingehaald. Sommige van die mensen hebben veel lol. Ik gun hun dat, maar zou willen dat ze daar wat minder lawaai bij zouden maken. Van een paar anderen zie ik aan de manier van lopen dat ze er weinig plezier meer in hebben. Toch lopen ze per saldo altijd nog sneller dan ik. Maar bij de volgende post stappen ze uit, dat heb ik dus goed gezien. Ik voel me inmiddels behoorlijk oncomfortabel – nat, koud. Moe waarschijnlijk ook. Maar ik doe bij de post wat ik moet doen, en vertrek weer. Maar hé, vlak achter de post staat een VW-bus met een kenteken dat me wel heel bekend voorkomt. Dat moeten Mart en Ellen zijn. Zitten ze in de bus? Net als ik me dat afvraag, hoor ik mijn naam achter me roepen. Mart. Zij voelde zich zo ziek dat ze na een paar kilometer al is uitgestapt, en ze komen nu mij supporteren. Wilden me tegemoet lopen, maar zijn daarbij verkeerd gelopen. Superlief, maar meteen breek ik. Moet huilen. Heel even. Toch best wel moe en koud, denk ik. Ze bieden me droge, en vooral ook warmere, kleren aan. Daar heb ik eigenlijk geen tijd voor, maar tegelijk weet ik dat ik gek ben als ik me nu niet verkleed. Ook al is het een beetje valsspelen, omdat ik zelf geen slimme keuzes heb gemaakt en nu gebruikmaak van anderen. Ik begin op straat m’n jas uit te trekken, waarschijnlijk weet ik intuïtief dat het niet té behaaglijk moet zijn, omdat ik dan misschien de handdoek in de ring gooi, maar snap ook wel dat het nu stom is om niet even lekker in de bus, uit de wind te gaan zitten bij het verkleden. Het kost moeite de droge kleren over mijn natte lijf aan te trekken, maar het lukt. Heerlijk. Maar nu moet ik gaan hoor!

Het volgende stuk is even een ellendig deel. Op zich geen lelijk pad, maar het loopt vlak boven de weg, de Route des Crêtes, waar regelmatig een auto langsrijdt. Ook maak ik hier een smak. De tweede pas vandaag, maar deze keer wel met een kapotte knie en een kapotte broek tot gevolg. Natuurlijk heb ik m’n favoriete tight aan, dus balen, maar ik ben allang blij dat m’n stokken nog heel zijn. Ergens verlaten we dat pad langs de weg. En bij een meer, verderop, steken we de weg over. Er komt net een auto aan – de chauffeur laat mij voorgaan. Een gefinishte loper, hij wenst me succes. Drie stappen verder: weer tranen. Heel even. Een vriendelijk woord, meer is daar niet voor nodig.

Regen gaat over in hagel, hagel in sneeuw. Ik stijg en het pad gaat weer zo’n hoogvlakte over. Een soort alpenwei, maar hier steken daar geen hoge toppen bovenuit, dit ís het. En het voelt verdomd alpien, moet ik zeggen. Zeker onder deze omstandigheden. Ik val stil, mijn benen willen niet meer. Ik weet dat de tijd voor deze etappe krap is voor me, zeker nu ik bij de vorige post ook nog tijd ‘verloren’ heb door me om te kleden. Waarschijnlijk zal ik bij de volgende post uit de race gehaald worden en al is dat niet bepaald wat ik me er van tevoren bij heb voorgesteld, en al weet ik dat ik het als een afgang zal ervaren, echt rouwig kan ik er niet om zijn. Zélf beslissen om uit te stappen, zal ik niet doen, maar als ik de limieten niet haal, tja, dan is het overmacht. Goed excuus wel.

Toch neem ik zo’n kauwgum. Kennelijk heb ik me er nog niet helemaal bij neergelegd. Of ik heb zo’n behoefte aan een oppepper, dat ik het niet laten kan. Het sneeuwt nu gestaag, dikke vlokken. Ik moet huilen en lachen tegelijk. Het huilen zal er wel iets mee te maken hebben dat ik leeg ben, en verkleumd. Maar ik moet ook lachen, omdat ik godbetert eind april ergens buiten in de sneeuw loop te lopen. Hoe levend kun je je voelen! Ik zit er best wel doorheen, maar tegelijk is dit het allermooiste wat er is. Bij de post word ik opgevangen door Ellen en Mart. Ik ben op tijd, en moet dus door. Shit. Maar eerst warme bouillon. En chips. Zalig. Mart assisteert bij het pakken van mijn beker uit de rugzak en vraagt wat ik wil – ideaal. Altijd van gedroomd, dat soort hulp bij verzorgingsposten. Bij nader inzien, valsspelen of niet, toch ook nog proberen of ik de handschoenen van Ellen pas, want die stokken zijn best koud aan de handen. Ook dat lukt. Nu staat niets mijn finish nog in de weg.

ef3f4409-b912-44a8-827b-b28293f4ff25De volgende etappe loopt naar beneden. Ik kom nu weer wat meer mensen tegen, en hèhè, een vrouw! Die heb ik sinds die eerste afdaling vanmorgen niet meer gezien. Ik dribbel naar beneden, zij wandelt. Dat maakt dat ik uiteindelijk niet als laatste, maar als een-na-laatste vrouw finish. En als bijna-laatste deelnemer überhaupt, maar dat terzijde. Dankzij mijn dribbel heb ik bij de volgende post opeens drie kwartier speling opgebouwd. Dat bedoel ik dus. Vanaf daar gaat het weer omhoog, en dat gaat iets minder makkelijk. Omhoog betekent ook dat de regen weer overgaat in eerst hagel, daarna sneeuw. Al heb ik onderweg meermalen bedacht dat ik elk gevoel van competitie los moest laten, toch probeer ik, totaal misplaatst, mijn vriendelijke achtervolger voor te blijven. Jammer, want ik kom er pas de volgende dag, dankzij de uitslagen, achter dat ik hem had moeten herkennen – ik heb na ons beider mislukte Echappée Belle nota bene nog met hem zitten ontbijten (sorry Hans, mocht je dit lezen – ik had het leuk gevonden je te spreken, maar ik heb je simpelweg niet herkend, te veel met mijn eigen sores bezig vermoedelijk). Het laatste trapje omhoog naar de finish móet ik hardlopend nemen. Iets van triomf voel ik wel en wil ik ook laten zien. Nou ja, blijdschap toch in elk geval. Ellen en Mart wachten me op en nemen foto’s. Zij hebben het kouder dan ik. Dank, dank, dank voor jullie support meiden!

Mijn god, wat een mooie loop en wat een schitterende dag. Maar wat moest ik afzien.

304c5bd9-24f6-4d16-beac-e0dd78e6d697

Dit bericht werd geplaatst in bergen, hardlopen, kamperen. Bookmark de permalink .

11 reacties op Valsspelen

  1. Bram van der Bijl zegt:

    Well done! 🙂

  2. Bennie zegt:

    Jacolien wat heb je van deze super prestatie weer een mooi verhaal geschreven. Heerlijk om te lezen. En nu ik lees dat je in het paasweekend in het Groningse landschap gelopen hebt, kan/mag je bij mij altijd een stop maken voor een drankje o.i.d. App je het adres wel.
    Bennie

    • jacolien1965 zegt:

      Dank Bennie. Ook voor je uitnodiging, maar je snapt wel dat je voor zo’n bezoekje, als ik naar het noorden rijd, moet concurreren met een boel familieleden van me, hè?

  3. Hans Coolen zegt:

    Jacolien, ik had die ochtend al bij u in de buurt gelopen. Ken je dat, dat je iemand herkent maar niet kan plaatsen. Dat had ik dus. Mooi om dit verslag te lezen. Het was een mooie, heftige wedstrijd. Ik ga binnenkort jouw andere blogs lezen. Maar de volgende keer dat we elkaar zien, gaan we wel even bijpraten.

    • jacolien1965 zegt:

      Ha Hans, dan was je opmerkzamer dan ik, in de ochtend. Mij is helemaal niemand opgevallen, op mijn jonge campingbuurman na dan. En een paar vrouwen, die zie ik dan weer wél, maar dat waren er ook niet zoveel. Maar ik was echt te veel met m’n eigen ongemak bezig, vrees ik…
      Als ik op facebook zou zitten, zou ik je volgen, maar nu inderdaad het volgende gezamenlijke loopje maar afwachten. (Ik las via het fb-account van Ellen wel iets over iets heel langs dat je van plan bent – wat, wanneer, waar? Nou ja, dat lees of hoor ik misschien nog wel eens.)
      Het ga je goed!

  4. Ernst Jan zegt:

    Leuk stuk weer Jacolien. Ik kan je er 100% in herkennen, ouwe twijfelkont.

  5. Man man man, wat een mooi verhaal weer. Knap hoor, ouwe twijfelkont:).

Geef een reactie op jacolien1965 Reactie annuleren