Hart van Drenthe

Er is twijfel om me in te schrijven. Ingeklemd tussen twee (lange) weekenden kamperen met ook andere bezigheden, is het weekend van de loop niet ideaal voor me en ik weet al dat ik op enig moment spijt ga krijgen als ik me inschrijf. Maar ja, ik heb wel vaker van tevoren spijt dat ik me ergens voor heb aangemeld, en meestal ben ik dan achteraf toch blij dat ik het gedaan heb. En kennelijk heb ik, na die 50 kilometer met Renske en Hannah laatst, zin om dezelfde afstand ook weer eens in een wat officiëlere setting af te leggen en me te meten met de kilometers, met anderen, en vooral met mezelf. Dus besluit ik het gewoon maar te doen.

Spijt heb ik inderdaad – als haren op mijn hoofd. Op de dag ervoor dan. Ik werk tot half acht ’s avonds, het is een drukke dag en ik ben werkelijk gesloopt. Even, heel even, speelt de gedachte door m’n hoofd dat ik ook níet kan gaan. Jammer van het inschrijfgeld, maar dat ben ik toch al kwijt, of ik nou wel of niet ga. Maar ik laat de gedachte niet landen – weet best dat ik nog altijd meer spijt zal hebben als ik niet ga dan als ik wel ga. Dit was te voorzien. Even doorbijten en gewoon die wekker zetten. Nait soez’n – al is dat geen Drents, maar Gronings.

Het is bijna twee uur rijden voor me, naar dat hart van Drenthe (de start is bij Ellertshaar – wie kent het niet). Gelukkig start de race pas om 10 uur, zodat ik ook weer niet helemáál midden in de nacht m’n bed uit hoef. Wel moet ik ’s morgens vroeg alles nog pakken, brood klaarmaken en zo, en vooral goed nadenken: wat neem je ook alweer allemaal mee tijdens zo’n georganiseerde trail? Genoeg te eten en drinken, maar ook weer niet overdreven veel, want verzorgingsposten onderweg. Onderweg in de auto twijfel ik nog wat verder. Waarom Drenthe, waarom zo’n eind rijden, waarom inschrijfgeld betalen voor een loopje dat je makkelijk genoeg ook zelf kan organiseren? 

Nou, omdat Drenthe prachtig is, daar kwam ik weer achter. En omdat Winfried Bats, van RunForestRun (RFR), binnen die mooie omgeving een eveneens mooie route weet uit te zetten. Omdat de sfeer tijdens zulke loopjes vrijwel zonder uitzondering goed is. Omdat het fijn is om met andere lopers onderweg te zijn, met lopers met wie je het plezier van het buiten zijn deelt, van dat maffe lange lopen in de natuur, met lopers die het belang van wat ze aan het doen zijn weten te relativeren. Ik heb bij RFR nog maar één keer eerder gelopen, en wel in 2017 (dat heb ik natuurlijk even moeten opzoeken), bij de Indian Summer Ultra (ISU). Daar bewaar ik goede herinneringen aan (niet in de laatste plaats omdat het lopen lekker ging), maar toch is het er sindsdien niet meer van gekomen om nog eens te gaan. Ik won er een startbewijs voor de ISU het volgende jaar, en was van plan om toen de langste afstand (127 km) te gaan lopen, maar ik verhuisde dat jaar, en, nou ja, het kwam er dus niet meer van. Net als van heel veel andere loopjes die ik éigenlijk ooit zou hebben willen lopen (zei er iemand: ‘Tor’?).

Het gedeelte tussen de aankomst bij de start en de start zelf is even wat zoeken in mijn allenigheid. Het lijkt alsof iedereen wel iemand kent, en alsof ik de enige ben die hier in mijn uppie is. Maar daar kan ik me inmiddels redelijk aan overgeven en ik vind er mijn weg wel in, zodat ik me nog redelijk comfortabel voel. Vlak voor de start nóg maar een keer naar de wc en dan naar het startvak. Daar word ik aangesproken – Johan Wander, zo’n ultraloper die ik járen niet gezien heb; grappig, we herkennen elkaar direct. Praten even, uiteraard. De start is individueel: elk startnummer wordt afzonderlijk gescand. Geen haast, geen stress. En meteen is het lekker. Mooie bospaadjes, een rustig tempo zoekend, geen twijfel meer.

Jammer alleen dat het mondstuk van m’n waterzak lekt. Ontdek ik voor de start, maar pas tijdens het lopen merk ik dat de oplossing die ik ervoor gevonden denk te hebben niet werkt: hoe hard ik ook zuig, ik krijg er geen water uit. Nogal gerommel en gehannes zo tijdens het lopen, om toch wat te kunnen drinken, en ik weet wat me te doen staat bij de eerste verzorgingspost. Op die post (na ruim 8,5 kilometer) ben ik dus een poosje bezig de boel te herschikken. Probeer er ook nog wat te drinken en te eten. Vergeet m’n t-shirt uit te trekken – waar ik een hemdje onder draag, met het oog op de voorspelde warmte. Jammer, want het is inderdaad warm, ik vind het op de een of andere manier jammer van de tijd om er alsnog voor te stoppen, en de tweede post is pas 16 kilometer verderop. Gelukkig lopen we soms stevig tegen de wind in, wat aangenaam verkoelt. Ergens tussen de eerste en tweede post loop ik voor de tweede keer een (jonge) man en vrouw voorbij, die om de paar kilometer (een paar?) honderd meter wandelen. Ze sluiten bij me aan en we raken (pas een poos later) in gesprek. Ook nog met een andere loper, maar die loopt de 43 en onze paden scheiden na een tijdje. Maite en Haldor (zo heten ze) volgen mij een poos, maar ik voel dat ze sneller kunnen. De laatste kilometers voor post 2 gaan zij voorop en probeer ik hen bij te houden. Niet iets wat ik al te lang moet proberen vol te houden. In dat stukje ook een paar heuveltjes – de enige paar hoogtemeters van de route, waarschijnlijk (m’n horloge geeft er maar liefst 10 aan 🙂 ).

Bij de post dan toch dat t-shirt uit. En er is cola, godzijdank. Genoeg cola, verzekeren de vrijwilligers me, zodat ik zonder schuldgevoel twee bekertjes kan nemen. Plus het nodige snaaiwerk. Drenthe is geen Friesland, maar sûkerbôle serveren ze ook hier. In m’n eentje ga ik verder. Een loper komt van de andere kant – die had de post gemist en is alsnog op weg. Later spreek ik een loper die post 2 helemáál gemist heeft. Die heeft volgens mij een stukje afgesneden dus, maar goed, who cares. Ik krijg nu de lekkerste kilometers van de hele trail. Ik loop een kilometer of 10 per uur, en het voelt als een heerlijk tempo, dat ik nog úren vol kan houden. Dat gevoel is bedrieglijk. Ik krijg last van m’n darmen, en het lopen gaat meteen ook niet meer zo florissant. Ook niet nadat ik de bosjes heb opgezocht. Ik tel de laatste kilometers tot post 3 af en echt opschieten doet het niet voor m’n gevoel.

Bij de post tref ik Maite en Haldor opnieuw. Ook twee andere jonge vrouwen, voor wie het, net als voor Maite, het ultradebuut is. Al kletsend vinden zij hun weg. Sterke types. Maite en Haldor lopen voor me uit, en als zij wandelen, haal ik ze weer in. Als zij mij vervolgens weer voorbijgaan, merk ik dat ik nét een tikkeltje begin te versnellen om ze bij te houden. Ho stop, niet doen – daar is de resterende afstand tot de finish nog net iets te lang voor. Goed blijven voelen wat een comfortabel tempo voor me is. Post 4 is op 42 kilometer. Maite besluit hier te stoppen. Ze heeft last van haar knie en wil het risico niet nemen dat ze iets kapotloopt. Haldor stelt mij voor om samen naar de finish te lopen. Dat wil ik wel, maar ik ben wel bang dat ik dan mijn tempo aan ga passen en net iets sneller loop dan handig is voor me. We gaan het toch proberen. Ik waarschuw ook dat ik het praatwerk misschien aan hem zal overlaten. Het is leuk, en ik ben blij met zijn gezelschap. Het voelt niet eens alsof het zo slecht gaat, maar op een bepaald moment ga ik wel onderuit. Ik val enigszins hard, plat voorover, maar ik voel direct dat er niks ernstigs aan de hand is. Tot mijn frustratie ga ik in de (kilo)meters die volgen nóg drie keer onderuit. En dat terwijl ik na twee keer op de grond echt best wel bewust en geconcentreerd aan het lopen ben. Denk ik. Gelukkig worden de valpartijen steeds zachter. De laatste keer ga ik als het ware gewoon lekker in het zachte mos liggen – kennelijk ben ik een beetje moe 🙂 Haldor stelt voor dat ik misschien beter voorop kan gaan lopen en geeft me bovendien een dextrootje. En inderdaad: vanaf dat moment blijf ik overeind.

We krijgen nog een prachtige doorwading van een ven. Heerlijk, dat koude water aan de benen. En ook mooi, en lollig – een bevestiging van het speelse karakter van zo’n trail. Snel even wat zand en zweet wegspoelen. Maar stiekem ben ik ook simpelweg blij dat het betekent dat we even niet hardlopen, maar een legitiem excuus hebben om een stukje te wandelen. Daarna is het niet ver meer naar de finish. Na 5 uur en 46 minuten scant Winfried m’n startnummer opnieuw. Daar ben ik dik tevreden mee. De twee jonge vrouwen zijn dan al binnen en zijn eerste en tweede geworden. Maite is er ook – zij staat in de uitslagen bovenaan, maar is dus op 42 kilometer uitgestapt. Dat betekent dat ik derde vrouw geworden ben (van de maar liefst negen gestarte vrouwen, om het even in perspectief te plaatsen 🙂 ). Vind ik toch leuk, moet ik bekennen. We praten nog een poosje na, ik douche me op de camping (met koud water, want aan een muntje heb ik dan weer niet gedacht), eet een ijsje en rijd in opperbeste stemming het eind weer terug naar huis. Daar duik ik héél vroeg m’n bed in.

Dit bericht werd geplaatst in hardlopen. Bookmark de permalink .

2 Responses to Hart van Drenthe

  1. Ernst Jan's avatar Ernst Jan schreef:

    Als ik dit zo lees heb jij daar in Drenthe (op de valpartijen na) een leuk dagje gehad. En ik hou er een lezenswaardig stukje aan over.

Plaats een reactie