Ik zou dit weekend eigenlijk een ultra lopen in het zuiden van het land. Maar als die niet door (b)lijkt te gaan, en Renske inmiddels andere activiteiten heeft gepland, moet ik kiezen. Ik kan een andere ultra gaan lopen, in m’n eigen achtertuin. Mwah, ik word er niet héél enthousiast van, merk ik. Later blijkt dat ik in het zuiden weliswaar niet de ultra, maar wel de marathonroute kan gaan lopen. Ik regel zelfs dat ik, als gewenst, samen kan rijden, maar blijf desondanks twijfelen. Ik heb vrij tussen kerst en oud & nieuw, en heb ontzettend veel zin om die tijd ook écht vrij te zijn, dat wil zeggen: zonder afspraken. Boekje lezen en zo. Bovendien heb ik én nogal last van m’n hamstring (en een paar andere pijntjes) én lijk ik weer even een beetje disciplinemoe te zijn. Misschien niet eens zo’n slecht idee om het de rest van de maand (i.c. het jaar) even rustig aan te doen (al zegt er natuurlijk ook ergens in mijn hoofd een stemmetje: ‘smoesjes’).
Ik laat dus zowel de Veluwezoomtrail (achtertuin) als de ‘Vrienden van de SM-loop loop’ (Meerssen, Limburg) schieten. Naar het boshuis (waar ik deze week zit) neem ik natuurlijk wel loopspullen mee. Trail- én wegschoenen, rugzakje (voor eventueel iets langers) én startnummerband (voor je weet maar nooit). Op woensdag, eerste kerstdag, loop ik thuis nog een rondje door het bos. Donderdag ga ik naar Zwolle, vrijdag ben ik tegen de middag weer in het boshuis, en wil ik ’s middags nog wel iets doen. Mijn horloge signaleert al bijna vanaf moment van aanschaf dat ik weinig boven m’n anaerobe drempel loop, en geeft voor vandaag een sprintsuggestie: 3 x 3 x 15 seconden op hoog tempo (ingebed in een training van in totaal 55 minuten). Misschien is dat leuk om te doen. En nuttig. Sowieso niet gek om eens wat meer mogelijkheden van dat horloge te verkennen. (Best handig, merk ik, dat ie aftelt met piepjes en trilt op het moment dat ik daadwerkelijk bij een volgende stap in de training aankom.) Dat ik het tempo dat ie bepaald heeft voor de sprintjes bij lange na niet haal, vind ik eerder grappig dan frustrerend. Nou ja, ik vind het wel frustrerend dat ik niet sneller kan dan ik kan, maar ik zit zó ver af van het voorgeschreven tempo, dat het ook weer grappig is.
Zo’n training raakt aan mijn enthousiasme voor het kortere en snellere werk. Als ik zou moeten kiezen, ga ik voor het lange werk, maar als kiezen niet hoeft, zou ik ze graag willen combineren. Na die halve marathon in Doetinchem eind oktober (waar ik iets boven de 5′ per kilometer liep en voor m’n gevoel niet helemaal stuk ging) dacht ik: dan moet de 10 kilometer nu makkelijk weer onder de 50′ kunnen. En als de 10 kilometer makkelijk onder de 5’/km kan, moet de 5 kilometer makkelijk nóg wat sneller kunnen. Dat eerdergenoemde horloge geeft ook raceprognoses weer, en die bevestigen me in m’n optimisme. Of: maken me overmoedig.
Behalve die lange opties voor dit weekend, is er ook nog een korte. Een paar lopers van de club zijn enthousiast over de Dijkencross in Pannerden, hier niet al te ver vandaan. Ik weet dat Jan, met wie ik in Doetinchem de halve liep, hier vandaag 5 kilometer gaat lopen. Hij noemt het ‘een kneuterig loopje’, wat positief is. Ik heb nog nooit een wedstrijd van 5 kilometer gelopen bij mijn weten (al bedenk ik vanmorgen dat ik ooit de Beeckestijncross liep, die waarschijnlijk ook rond de 5 kilometer lang was – maar dat is heel lang geleden, en dat was een echte cross, terwijl van deze Dijkencross het enige cross-achtige element is dat er geen 0, maar wel 10 hoogtemeters bedwongen moeten worden; het is een volledig geasfalteerd parcours) en wil wel eens zien waar ik sta. Als streeftijd bepaal ik voor mezelf (en voor m’n horloge) 24 minuten. En dat terwijl ik weet dat de afstand ook nog wat langer dan 5 kilometer is 🙂 Optimist. Overmoedig type.
Ik slaap niet heel goed, en het horloge beweert dat dat komt door de ‘grote gebeurtenis’ die me vandaag te wachten staat – nou, denk het eigenlijk niet 🙂 Maar goed, ik moet wel vaak naar de wc, en dat zóu kunnen duiden op zenuwen, al voelt dat verder niet zo. Ik ben mooi op tijd bij de inschrijving en heb al snel een startnummer te pakken. Daarna nog wat gebruikelijke voorbereiddingetjes – startnummer bevestigen aan die bewuste band, donsjas en overbroek uit, een gelletje, wat water, nog maar eens naar de wc. Dan tref ik Jan en lopen we samen een stukje in. Ik heb vlak van tevoren m’n lange mouwen vervangen door korte, maar ga na het inlopen snel nog even naar binnen om het shirt met lange mouwen weer aan te trekken – brr. Jan en ik starten samen, maar we gaan ‘ieder voor zich’ lopen. Jan kan in principe sneller dan ik. De eerste meters lopen we mijn beoogde tempo, maar ik voel meteen dat deze snelheid heel moeilijk komt. Jan loopt bij me weg. Foei, wat een zware benen heb ik. Dat zegt niet alles, soms moet ik er gewoon even inkomen, en daar hoop ik nu ook op. Maar helaas, vandaag begint het zwaar, blijft het zwaar en eindigt het nog zwaarder. Ik krijg weinig lucht, loop te hoesten en te hijgen, en die benen, die benen… Na 3 kilometer kom ik serieus in de verleiding het bijltje erbij neer te gooien en te gaan wandelen. Maar dat is m’n eer natuurlijk toch te na – een zogenaamde ultraloper die nog geen 5 kilometer hardlopend kan afleggen 🙂 Het bordje ‘nog 1000 meter’ staat inderdaad keurig na een kilometer of 4 (op mijn horloge dan) – alleen een beetje jammer dat het vanaf daar nog zo’n 1250 meter tot de finish is. Al was ik er in zekere zin op voorbereid, het is toch even een mentaal tikje.
Lang verhaal kort: ik heb wel iets onder de 5’/km gelopen (maar in totaal wel boven de 25′, omdat het parcours dus langer dan 5 kilometer was, althans op sommige horloges, waaronder het mijne), maar het is me volslagen duidelijk dat ik dit tempo absoluut niet had kunnen volhouden op een wedstrijd van 10 kilometer. Het is dus helemaal niet gezegd dat ik zomaar weer even onder die grens van 50 minuten kan lopen. Op Strava schrijf ik over de loop: ‘een lesje realiteitszin’. En wat realiteitszin kan nooit kwaad. Denk ik. Aan de andere kant snap ik ook dat dit slechts een momentopname is, en dat ik nou niet bepaald gericht op snelheid train, dus dat het nou ook weer niet zó veel zegt. Hoewel – het zegt me dat ik een rustige marathon nog wel eens met relatief gemak uit m’n mouw kan schudden, maar dat ik voor snelle tijden toch wel serieus aan de bak moet. En hoe graag wil ik dat? En hoe goed valt het te combineren met lange berglopen, die ik sowieso wil (blijven) doen? Vragen die ik me niet voor het eerst stel 🙂
Wat meer loopsnelheid krijgen op kortere afstanden gaat waarschijnlijk nog wel. Je moet er echter wel tijd en moeite in willen stappen. En daarbij ook het geluk hebben “heel” te blijven. Anyway, succes! 🙂