Fomo rerevisited, over competitie- en prestatiedrang

Eigenlijk heeft het totaal geen zin om dit stukje te schrijven – ik schreef het allemaal al eens (onder andere hier en later nog een paar keer) en er blijkt in al die jaren verdomd weinig veranderd te zijn. Natuurlijk, ik verliet niet al te lang na dat eerste stukje facebook, ik stopte wat later een paar jaar vrijwel helemaal met hardlopen en merkte dat de wereld niet verging, maar nu ik de lol van het lopen teruggevonden heb, blijk ik het nog steeds vreselijk lastig te vinden dat ik niet ongestraft kan doen wat ik zou willen. En vooral: niet kan doen wat anderen kunnen.

Ik wil strava niet de schuld geven. Toen ik vorig jaar een slim horloge kocht, zodat ik ook los van m’n telefoon iets met strava kon, koppelde ik dat niet meteen. Uit een soort lijfsbehoud – ik weet hoe verslavingsgevoelig ik ben en hoezeer fomo zich nestelt in elke cel van mijn zijn. Toch ging ik al vrij snel overstag. Gewoon eens kijken waar iedereen het altijd over heeft. En ja, natuurlijk vind ik het leuk – om te zien wat vrienden zoal doen, qua sporten, wat dingetjes uit te wisselen, en daarnaast ook om een paar mensen te volgen die van die vreselijk lange dingen doen. Inspirerend, als je het positief labelt. Ook onrust opwekkend, als je mij bent. Ik ben realistisch genoeg om te weten dat ik nooit aan de start zal staan van een Spartathlon of een Legends Trail. Gelukkig wíl ik dat ook helemaal niet. Hoewel ik daar wat die Legends Trail betreft niet helemaal zeker van ben 🙂 Maar als ik zie wat mensen in de voorbereiding op die lopen doen, dan heb ik al snel het gevoel dat dát het echte werk is, en dat ik maar een luie nietsnut ben. Een nachtje doorhalen met een clubje lopers in de Ardennen, op zondagmorgen vroeg om 3:00 uur starten om het Amsterdam-Rijnkanaal helemaal te volgen, en weer op tijd terug te zijn voor een sociale afspraak – dat soort werk. Ik moet er niet aan denken, maar tóch en toch.

Ik had bedacht na die 100km van afgelopen jaar om dit jaar dan toch eindelijk eens voor een 100-mijler te gaan. Die afstand heb ik nog nooit gelopen, en ja, daar schaam ik me een beetje voor (en nee, nergens voor nodig, dat snap ik ook wel). Maar nu ik plannen wil gaan maken, een race wil uitkiezen, bepalen wie ik zal vragen me te gaan begeleiden, trainingstechnisch gesproken (ik heb een schema nodig, en een paar ‘vreemde ogen’, en gezond verstand van iemand anders), word ik gedwongen tot een pas op de plaats, door een paar blessures. En ik wil niet al te braaf klinken, maar hoe frustrerend ook, het is goed dat ik teruggefloten word. Want dat dwingt me ook weer even een paar zaken te heroverwegen. Want ergens in mijn hoofd is er wel degelijk een stemmetje dat zegt: waarom wil je dit ook alweer allemaal? Kan je niet ook het plezier in het hardlopen houden zonder dit soort grote doelen na te streven?

In de Hoogtelijn een stukje van twee klimmers die een hele dag met een graatbeklimming bezig zijn en in de vroege avond de top bereiken. Ze maken zich op voor de afdaling die voor hen ligt, en passeren dan, vlak onder de top, een prachtige bivakplek. Daar kunnen ze ook blijven en de volgende ochtend op hun gemak afdalen. De auteur, Niek de Jonge, beschrijft het innerlijke conflict dat hij bij zichzelf waarneemt. “… omdat we qua tijd nog prima de afdaling kunnen inzetten. Geconditioneerd door de prestatiegedreven berichten in de klimmedia, waarbij alles almaar sneller, langer, moeilijker en hoger moet. Terwijl we langzaam de essentie van alles uit het oog verliezen. Want wat is nu belangrijker? […] aan de buitenwereld kunnen laten weten wat we allemaal wel niet in een dag hebben geklommen of gewoon genieten van het moment, van de natuur en van de op eigen kracht bereikte plek?”

Een van de stukjes van de spiegel die me wordt voorgehouden. Een ander stukje wordt gevormd door een loper van de club, laat ik haar Ans noemen, zo heet ze tenslotte. Ans liep anderhalve week geleden in Apeldoorn bij het midwinterfestijn de 25km in een mooie tijd. Mooi in de zin van: dat zou ik waarschijnlijk (nu) niet halen 🙂 De woensdag erna fiets ik naar de baan met, zoals vrijwel elke week, het voornemen het rustig aan te doen en aan te haken bij een groepje dat nét iets langzamer loopt dan ik normaal doe. Met m’n blessures lijkt me dat nu helemaal verstandig. Het mondt erin uit dat ik de eerste serie van het programma tussen dat iets langzamere groepje en mijn ‘eigen’ groepje in dwarrel, en dat ik vanaf de tweede serie toch weer bij het snellere groepje aanhaak (al kan ik ze niet allemaal bijhouden). Ans daarentegen, die toch echt minstens net zo snel, en waarschijnlijk sneller, kan lopen dan ik, loopt de hele training met een nóg iets langzamer groepje mee. Geen centje pijn. Hoe dóet ze dat? En waarom lukt mij dat nou niet? Die avond weinig last van die blessure (geïrriteerde pezen aanhechting bekkenrand) overigens, dat komt vrijdagmorgen pas als ik voor mezelf een rondje loop – ook weer in wat hoger tempo dan ik tegenwoordig meestal doe, want dat moet ik toch gewoon kunnen? Nee dus. Weer even terug bij af, qua blessure.

Een kleine, maar niet onbelangrijke scherf van de spiegel ontmoet ik in een wat andere setting. Ik spreek iemand die mij opvolgde in een bestuur waar ik eerder lid van was. Ik hoor dat ze die functie onlangs heeft overgedragen aan een ander en vraag ernaar. “Het is tijd dat ik naar binnen keer,” zegt ze, “en niet naar buiten.” De bijeenkomst begint, zodat we niet verder kunnen praten, maar ik denk: ja, dit sluit aan bij wat ik al even voel; ik kan soms wat wegdwalen van de innerlijke weg, terwijl mijn verlangen daar toch vooral naar uitgaat. Het hardlopen is daar niet debet aan uiteraard, dat kan ik gelukkig gewoon blijven doen, maar binnen dat hardlopen is het handig dat ik m’n beeld niet laat vertroebelen door mijn prestatiedrang. Waar heb ik in het afgelopen jaar nou het meest van genoten qua loperij? Dat was jammer genoeg niet de Adamellotrail, en ook niet de Trail Uewersauer, die ik in november liep. Het waren ook niet de verplichte lange trainingen – terwijl tegelijk wél dat trainingsschema met z’n ‘moetens’ en structuur me blij maakt. Maar dat kan misschien ook in een kortere variant. Al wil ik dan wel weer graag ook voor snelheid gaan, waar natuurlijk hetzelfde gevaar van prestatiedrang aan kleeft als aan lange afstanden.

Ik was vanmorgen voor de tweede keer bij Anneke, mijn nieuwe manueel therapeut. De vorige keer had ze groen licht gegeven om de marathon in Zuid-Limburg te lopen. Ik zou er niks mee kapot maken als ik zou hardlopen, zoiets zei ze. En omdat ik tijdens en na die marathon weinig last had, dacht ik dat ik wel weer alles gewoon zou kunnen doen zoals ik van plan was. Dat bleek een misvatting. Ik maak er dan misschien niet snel iets mee kapot, maar als ik het blijf overbelasten, gaat de pijn niet weg. Ik moet dus toch rust nemen. Liever andere sporten gaan doen dan lopen, en in elk geval (ook) minder lopen. En niet op tempo, voeg ik daar zelf aan toe. We hebben het over mijn fomo en over mijn competitiedrang. De voorbeelden die ik aandraag van andere lopers, die (ook in mijn ogen) vrij extreme dingen doen, bestempelt ze als ‘abnormaal’. En als ik sputter (ik houd niet van labels als normaal en abnormaal, want wie bepaalt in godsnaam de norm), zegt ze dat het niet echt gezond is. Ook daar kun je over twisten natuurlijk, maar oké, ik begrijp de boodschap.

Mijn plannen gaan even in de ijskast. Eerst herstellen, en ondertussen de spiegel blijven oppoetsen.

Dit bericht werd geplaatst in hardlopen, identiteit, persoonlijk, twijfel. Bookmark de permalink .

3 Responses to Fomo rerevisited, over competitie- en prestatiedrang

  1. adar schreuder's avatar adar schreuder schreef:

    ha Jac, misschien herhaling maar voor mij vooral erg leuk te lezen en zo herkenbaar. altijd die wil die ook zo zorgt voor onrust. en leuk dat je nog tijd had- maakte om te schrijven. lieve groet, Adar

  2. djaktief's avatar djaktief schreef:

    Het is zo fijn dat we een lijf hebben dat van alles kan totdat we merken dat het niet dat kan wat een ander, met een ander lijf, kan. Op een heel ander niveau verkeer ik sowieso. Ik ben 63 en na overleg met de fysiotherapeut in december weer gestart en kan nu 2x per week 10 km runwalk aan met iedere 5 minuten 1 minuut wandelen. Inmiddels zie ik de waarde van pijnvrij leven/hardlopen in. Ik bouw op en forceer me niet meer. In mijn hart zou ik graag weer marathons lopen, maar als ik een volgend jaar ongeschonden een halve haal dan mag ik blij zijn. De dromen mogen blijven. Ik gun het anderen dat ze kunnen lopen wat ze lopen en ben positief jaloers. Het is niet meer mijn maatstaf. Om zover te komen heb ik veel gehad aan het boek ‘leren revalideren’. Ze hebben ook een website.

  3. Ernst Jan's avatar Ernst Jan schreef:

    Hoi Jacolien,

    ik moest bij het lezen direct aan Martin Bril denken. “Je mist meer dan je meemaakt” en vooral de 3 woorden die daar op volgen “Helemaal niet erg”

Geef een reactie op djaktief Reactie annuleren