Bij de Lochemtrail staan ergens redelijk in het begin, bij een toren (een watertoren?) een man en een vrouw in van die oranje hesjes. Parcourswachten? EHBO’ers? Ik gok met terugwerkende kracht het laatste.
De vrouw zegt tegen me: “Het gaat goed, hè?” Ik ben al vanaf de eerste meter met mezelf aan het knokken, op zoek naar enige vorm van vorm, die volkomen onvindbaar zal blijken die dag, en antwoord: “Nou, dat zou ik niet durven beweren!” – het lopen mag dan niet zo lekker gaan, maar ik kan nog wel een volledige zin formuleren, met uitroepteken op de koop toe.
Kilometers later hetzelfde stel langs het parcours. Weer zegt de vrouw op opgewekte toon tegen me dat het goed gaat. Het gaat natuurlijk helemaal niet goed, maar deze keer ga ik er maar niet tegenin, alleen al om mijn energie te sparen, en ik volsta met wat gehum en een lach.
Een paar kilometer voor het eind staan ze er weer. “Zie je wel dat het goed gaat,” zegt de vrouw, “je loopt nog steeds!”
O, bedoelde ze dát? Zou ik gewoon te hoge eisen aan ‘goed gaan’ stellen?
hihi ja, kennelijk!