“Wat ben je van plan?” vraagt Henny, als ik dinsdag bij hem op de bank lig voor een massage van zo goed als mijn hele achterkant. Ai, dat is een wel heel directe vraag. Ik laat het altijd graag een beetje in het midden, wat ik van plan ben, zodat ik niet afga als ik mijn doel niet haal. Schijterd. Als íemand mag weten wat ik van plan ben, is het Henny wel – de trainer immers, die geacht wordt mij, indien nodig, te behoeden voor al te doldrieste plannen. En als ik me tegenover íemand ook niet hoef te schamen, wanneer ik mijn doel niet haal, is het Henny wel. “1 uur 50,” zeg ik dus eerlijk. Henny vraagt of ik weet welke kilometertijd ik dan moet lopen. Ik gok op 5’20”. Thuis bereken ik dat het 5’12” moet zijn. Nogmaals: ai. Ik heb weleens sneller gelopen op een halve, maar of dat nu ook lukt? Ik gun mezelf dat het ook iets tussen de 1:50 en 1:55 mag worden. Lekker lopen, het is een immens cliché, maar toch ga ik er deze keer gewoon weer voor.
Ik ben wat aan het klooien, de laatste weken. Niet alleen zit ik mentaal niet zo lekker in m’n vel (huh? mentaal in een vel zitten? interessant…), maar ook lichamelijk valt er over van alles te klagen en te jammeren. Twee dagen na de Skyradiorun loop ik met Paula een superzalig rondje door de Kennemerduinen. We lopen rustig, en het gaat prima, maar na een kilometer of 24 is het op. Als we op het laatst de Brederodeberg oplopen, zak ik totaal door mijn heupen, ik kan onmogelijk rechtop blijven lopen. Thuisgekomen wil ik op de deurmat mijn schoenen uittrekken, die nat en zanderig zijn, en oef, het schiet in mijn rug. Niet vreselijk dramatisch, ik kan nog zitten, liggen, staan en lopen, maar lekker is het niet en pijnlijk is het wel.
De week erna is het bij de Lochemtrail 30 kilometer lang vechten voor me. Een prachtige loop overigens, met alles wat ik leuk vind bij een hardloopwedstrijd (kleinschaligheid, een mooie omgeving, sympathieke mensen, een gemoedelijke sfeer, lekker no-nonsense), maar jeetje, wat heb ik het zwaar. De week daar weer na loop ik een duurloop vanuit Nijverdal, waar ik een ruime week in het huis van mijn ouders zit. Als ik mijn schoenen aan wil trekken, herinnert de knoop in de veters van een van mijn Triumphs me aan het moment waarop het in mijn rug schoot… Het lopen gaat aanvankelijk verrassend goed, maar na 20 kilometer is de koek wederom op. Die heupen, gék word ik ervan. En natuurlijk verloop ik me in het zicht van de haven ook nog eens, zodat ik twee volkomen overbodige extra kilometers maak. Hoe frustrerend.
Voor vertrek naar Nijverdal heb ik me al ingeschreven voor de ZKA-loop, het jaarlijkse thuisloopje vanuit Haarlem – als ik dat niet gedaan had, zou ik ‘m misschien dit jaar hebben laten schieten, maar ja, es ist bezahlt, also es soll ‘runter, of zoiets. Dus spring ik vandaag om kwart over 12 op de fiets naar de stad. De start is pas om half 2, maar ik heb bedacht dat ik mijn kuiten vooraf misschien even kan laten masseren door Henny. Op die kuiten van mij kun je momenteel een liedje tokkelen – muzikaal gezien wellicht een interessante mogelijkheid, maar looptechnisch gesproken brengt deze situatie enig risico met zich mee. Het is nog rustig in de sportzaal waar de masseurs aan het werk zijn, zoals ik al verwachtte, maar dat neemt niet weg dat ik een kwartiertje moet wachten, omdat er net iemand voor me was die door Henny onder handen wordt genomen. Ondertussen klets ik wat met Stef, die op zaterdagmorgen met de groep van Henny traint – en die eigenlijk Steven blijkt te heten, zoals ik nu dankzij wat speurwerk op facebook ontdek – en voorzie ik ene Cor van kledingadvies (nee, je kunt rustig een hemdje aandoen – al heet dat bij mannen singlet, geloof ik: als je het koud krijgt, ga je vanzelf wat harder lopen). Als ik dan op de bank lig en Henny mijn kuiten onder handen neemt, levert hij voor deze ene keer geen commentaar op wat hij voelt. Hij is voorzichtig, vanwege het feit dat ik zo nog aan de bak moet, vermoed ik, en deze keer vlieg ik voor de verandering niet tegen het plafond. Als ik opsta en mijn schoenen weer aantrek, zeg ik toch nog maar even snel dat ik dat van die 1:50 niet weet. Altijd even indekken, je weet maar nooit. Henny maakt het natuurlijk niks uit, gewoon lekker gaan lopen, is zijn advies. Oké, zal ik doen.
Vanaf de start loopt het inderdaad lekker. Zo lekker, dat ik mezelf een beetje in moet tomen. Als ik op mijn horloge kijk en zie dat ik op dat moment 4’10” per kilometer loop, blijkt de noodzaak van dat intomen wel heel duidelijk. Zelfs in mijn aller-, aller-, allermeestoptimistische bui, zou ik er nog niet van durven dromen dat ik zo’n kilometertijd gemiddeld op een 10 zou lopen, laat staan op een 21. De stad door, het saaie stuk langs de Randweg, en dan afbuigen richting Elswout – een van mijn favoriete stukjes. Ik probeer vooral niet met anderen bezig te zijn, en ook niet te veel met mijn kilometertijden, behalve dan om ervoor te zorgen dat ik niet al te hard van stapel loop. Ik merk dat ik behoorlijk hard loop, daar heb ik mijn horloge niet voor nodig, om me dat te vertellen. Maar hoe voelt het? Kan ik op een ontspannen manier dit tempo blijven lopen? Als dat lukt, dan ben ik blij.
Bij Kraantje Lek de duinen in, het Visserspad op. We lopen hier nogal beschut, en het is warm. Heuvelop is niet mijn sterkste kant, merk ik ook vandaag weer – daar word ik ingehaald door mensen die ik heuvelaf weer voorbij ga. Maar het is nog vroeg in het parcours, we zitten op een kilometer of 8, en ik voel me prima. Bij de verzorgingspost op 10 kilometer krijgen we de wind van voren. Heerlijk vind ik de verkoeling die dat geeft, maar het wordt nu wel zwaarder om op tempo te blijven lopen. Ik hoor iemand zeggen tegen een loper die hier vandaag voor het eerst loopt, dat we nu nog een zwaar stuk door de duinen hebben, maar dat we dan op de Zeeweg komen en het alleen nog maar naar beneden gaat. Nou eh, die ervaring heb ik bepaald niet. In de Zeeweg zitten wat verraderlijke stukken vals plat, en dan krijg je het stuk langs de Brouwerskolkweg nog, waar je overduidelijk nog even mag klimmen, en dan de bruggetjes in/bij? het Houtmanpad nog…
Nou ja, veel valt er niet te melden, eigenlijk. Zoals gewoonlijk zijn de laatste kilometers zwaar. Het is heerlijk om niet naar mijn tijd te kijken bij de diverse kilometerborden, om vervolgens te berekenen wat een mogelijke eindtijd wordt. Ik weet dat ik gemiddeld nog boven de 12 km/u zit, en dat die 1:50 een gelopen race is, en met een pr ben ik niet bezig. Niet dat ik het niet bedenk hoor, dat een pr misschien mogelijk zou zijn, maar elke keer weet ik mezelf er weer heel gemakkelijk van te overtuigen dat dat niet is waar ik nu op uit ben, dat komt een andere keer wel weer. Lekker lopen – hoewel de laatste kilometers heus wel zo zwaar zijn dat je je kunt afvragen of dat nog wel onder de definitie van ‘lekker’ valt.
Na 1:44’27” ga ik over de finish. 15 seconden langzamer dan mijn pr, maar op een iets zwaarder parcours en met meer wind. En zonder te streven naar zo’n snelle tijd, wat ik die keer dat ik dat pr liep wél deed. Dik, dik, heel dik tevreden.
En meteen voel ik me ook een beetje bezwaard over het geklaag en gejammer over mijn lichamelijke kwaaltjes, de laatste tijd (nou ja, ik heb geprobeerd er niet al te veel over te zaniken, maar ik maak(te) me wel wat zorgen, eerlijk gezegd). Was dat dan allemaal onzin? Neuh, dat geloof ik toch niet, zeker niet als ik mijn linkerheup/bil/been zo voel na afloop. Maar conditioneel is er kennelijk niet zo heel veel aan de hand – al fitter ik dan niet mee met de ZKA, fit ben ik wel. Op naar Terschelling – nog 5 weken!
Leuk stukje – ik verwacht van de Berenloop natuurlijk ook iets moois voor de nieuwe KAV Holland website 🙂
Ha, kom maar op dan met die website!