“Het is een ongewis avontuur,” zegt Laurens over mijn EB-deelname, als ik hem, een paar weken geleden alweer, aan de telefoon heb. Of hij echt ‘avontuur’ zegt, weet ik niet zeker, maar het woordje ‘ongewis’ zoemt na in mijn hoofd. Heel veel vertrouwen spreekt er niet uit, maar hij heeft natuurlijk gelijk, en ik beaam dan ook onmiddellijk wat hij zegt. Ongewis.
Ik ben ook in het ongewisse over hoe de trainingen nu eigenlijk gaan. Vroeger, nog niet eens zo lang geleden, liep ik op dinsdag en vrijdag bijna altijd een van mijn vaste rondjes vanuit huis, vlak, grotendeels geasfalteerd. Als ik weer bij m’n voordeur terug was en m’n klokje indrukte, wist ik meteen of ik een beetje een goeie tijd gelopen had of niet. Soms, als ik heel tevreden was over mijn eindtijd en dacht nu echt een pr te hebben gelopen, bladerde ik na afloop terug in mijn loopschrift om te kijken of ik dit rondje al eens eerder zo snel had gelopen – meestal wel, helaas, al moest ik er soms ver voor terugbladeren. Niet altijd paste een van de vaste rondjes precies in m’n programma, en deed ik er een stukje bij of kortte ik het rondje wat in; met enige regelmaat liep ik natuurlijk ook elders in het land, maar zolang het maar redelijk vlak en verhard was, had ik altijd de gemiddelde snelheid om uit af te kunnen leiden of het goed gegaan was of niet.
Maar nu? Als ik moet afgaan op de gemiddelde snelheden die ik loop, word ik depressief, dus dat probeer ik maar niet te doen. De omvang in kilometers per week? Aangezien de trainingen in tijd zijn opgegeven en niet in afstand, en ik in de meeste weken nou ook weer niet zo héél veel uren aan de bak hoef én ik dus langzaam loop, schiet het met die omvang niet erg op. Een lage hartslag tijdens het lopen? Tja, vroeger was dat een indicatie dat het goed ging, maar nu ik over het algemeen juist in wat hogere zones moet lopen, betekent ‘laag’ meestal ‘te laag’ en ben ik daarom eerder bang dat ik niet hard genoeg mijn best doe. Het enige harde gegeven waar ik me na afloop van een training aan kan vastklampen, is het aantal hoogtemeters dat ik heb weten te vergaren. In mijn excelletje heb ik nu dan ook maar de hoogtemeters toegevoegd, zodat ik de afgelegde weekomvang niet alleen in afstand zie, maar ook in hoogte.
Natuurlijk is er ook nog zoiets als het gevoel.
Soms gaat het pruts. Zoals die zondag, bijna twee weken geleden, dat ik met de fiets naar de Posbank ben gegaan om daar wat kilo- en hoogtemeters te maken. Vier (4!) keer ging ik op mijn snufferd. Mijn god, wat was ik moe en wat vond ik dit een waardeloze training. Nou ja, niet waardeloos, want het hoeft echt niet altijd makkelijk te gaan, maar leuk vond ik het niet, en ik besloot om de volgende duurloop maar weer eens gewoon een lange ronde te maken. Dan maar wat minder hoogtemeters.
Vaak gaat het heerlijk. Zoals afgelopen dinsdag in Middenduin. Ik vloog over de paden. Dacht ik. Vol verwachting keek ik na afloop wat mijn maximale snelheid was. Wát? Maar 13,9 km/u? Terwijl hij een paar weken geleden 17,9 aangaf, en vorige week dan tenminste nog meer dan 15? De gps-ontvangst is in Middenduin niet optimaal, daar klamp ik me aan vast (dat kan overigens ook die 17,9 verklaren), en verder zet ik het zo snel mogelijk uit mijn hoofd.
Een paar keer schrijf ik na afloop van mijn training in m’n schrift dat ik lekker gelopen heb, maar dat ik geen idee heb of ik ook góed gelopen heb. Dat blijft ongewis. Voor veel mensen zal ‘lekker lopen’ voldoende zijn. Voor mij niet. Als ik alleen maar lekker zou willen lopen, kon ik ook wel gaan wandelen, dat loopt ook lekker (al geeft wandelen gek genoeg niet de bevrediging die hardlopen geeft). Ik houd ervan mezelf een beetje te pushen, en loop echt niet alleen om te genieten, maar ook om te presteren. Al doe ik dat dan weer omdat ik het nu eenmaal leuk vind en het voor mij werkelijk iets toevoegt aan de beleving. Dat klinkt vaag, ik realiseer het me, maar ik kan er niet goed grip op krijgen wat die toevoeging precies is.
Gelukkig is daar op woensdag de baantraining. Gewoon, ouderwets 600’jes. Ik loop ze alle 10 onder de 2’40”, en volgens mij is dát dan toch echt voor het eerst. En dat zonder helemaal dood te gaan. Tel daarbij op een uitermate tevreden stemmende rusthartslag, en een gewicht dat ik volgens mij sinds mijn tienerjaren niet meer gekend heb, en ik weet dat het me aan vorm momenteel niet ontbreekt.
Vandaag over vier weken ben ik hopelijk nog in de race. Over vier weken plus ongeveer een dag hoop ik de bel te mogen luiden.
Tja, een finish-garantie heb je natuurlijk nooit, ongeacht de afstand, maar met het stijgen der kilometers en hoogtemeters neemt de ongewisheid over de afloop natuurlijk wel toe. Uiteindelijk gewoon maar starten, je best doen en dan maar zien, waar het schip strandt! 🙂 Succes in ieder geval! 🙂