Toen mijn vader overleed, toonde mijn moeder al een poosje tekenen van dementie. We keken er niet van op – mijn oma had het ook, en mijn moeder lijkt nogal op haar moeder. Ellendig is het wel.
Mijn moeder is geen gemakkelijke vrouw, al denkt ze daar zelf anders over. Nooit geweest, vind ik met terugwerkende kracht. Haar ziekte versterkt dat. Het is vaak lastig om nog de lieve moeder te zien die ze óók was, een hartelijke vrouw met belangstelling en zorg voor anderen.
Een van de eerste signalen van haar ziekte was haar angst voor veranderingen. De reizen die mijn vader nog steeds graag wilde maken, kwamen er niet meer van. Zelfs niet als ze naar bekend gebied zouden gaan. Mijn vader werd steeds zieker (hij had longemfyseem – wie wil er nog een sigaret?) en ze verzorgde hem (bijna) zonder te klagen, maar als bijvoorbeeld een bed in de woonkamer ter sprake kwam, zodat hij zich niet langer de trap hoefde op te slepen, verzette ze zich fel. Als dát gebeurde, zou ze vertrekken. Met verbazing keek ik ernaar. Om wie ging het hier nu?
Ook nu het om de zorg voor haarzelf gaat, verzet ze zich. Niet altijd, soms accepteert ze, toont ze zich zelfs dankbaar, maar net zo vaak wijst ze hulp van de hand. Hulp van vreemden of van haar kinderen, daar zit nog wel wat verschil tussen. Een van de trekjes die ik niet zo leuk vind, is haar argwaan. Maak je borst maar nat, als je met de beste bedoelingen elke week haar huis wilt komen schoonmaken – in het beste geval accepteert ze je en drinkt ze gezellig een kop koffie met je, in het slechtste verdenkt ze je ervan dat je van alles achteroverdrukt, tot de krant aan toe. Dat het zo nu en dan een poosje goed gaat, biedt geen enkele garantie voor de week erop.
Langzaam maar zeker zorgt ze steeds minder voor zichzelf. Dat de groente ligt te verpieteren in de schuur, dat er steeds vaker een restje eten staat met een mooi laagje schimmel erop, daar raakten we al aan gewend. Maar opeens is de koelkast leeg als we komen, staat er zelfs geen karnemelk meer – normaal altijd ruim voorradig. Ik heb inzage in haar financiën, en inderdaad: er wordt tussendoor niet meer gepind. Zelf denkt ze dat ze nog steeds haar eigen boodschappen haalt. Een van de terugkerende mededelingen (best irritant, die eeuwige herhalingen) is dat ze nu gewoon naar de jumbo (vlakbij) gaat, en niet meer naar de ah (een stuk verder fietsen). Hoe reageer je daarop? De ene keer kan ik het niet laten haar te corrigeren (je dóet helemaal geen boodschappen meer), een andere keer kan ik het rustig laten gaan…
Het moment zit eraan te komen dat het niet langer gaat, zij in haar eentje thuis. Met mijn zus bezoek ik een verpleeghuis waarvan wij denken dat mijn moeder er goed terecht zou kunnen. Wat centraler gelegen voor ons vieren, en in de woonplaats van mijn oudste zus, zodat bezoekjes wat makkelijker te regelen zijn. Maar wat een stap zeg. Nu stapt mijn moeder nog regelmatig op de fiets, ‘even naar de Regge.’ Op een nieuwe plek zit dat er niet meer in. Niet alleen vanwege het risico op verdwalen, maar in zo’n verpleeghuis komt ze op een gesloten afdeling. Ach mama. Maar de vraag is hoe lang ze thuis nog op de fiets kan stappen. Een paar keer ís ze de weg al kwijtgeraakt. En wanneer wordt ze een gevaar – niet alleen voor zichzelf, maar ook voor anderen? Andere weggebruikers? De buren?
Om in een verpleeghuis te kunnen worden opgenomen, is een indicatie nodig. Daar moet zijzelf voor tekenen. Dat weigert ze natuurlijk. Donders goed in de gaten dat dat betekent dat ze haar huis uit zal moeten, ze is niet gek. In het besef dat we geen ijzer met handen kunnen breken, kijken we het nog maar even aan. Ik zoek op wat het alternatief is: haar met een rechterlijke machtiging uit het huis laten zetten. Geen vrolijkstemmend vooruitzicht. Hopen dat het zo ver niet zal komen.
Ze gaat verder achteruit. Heeft naast haar dementie veel pijn door een versleten heup. Soms is het verzet minder aanwezig. Mijn zus rijdt met haar langs het verpleeghuis waar we hebben gekeken. Eigenlijk is ze niet eens heel anti. Misschien is nu de tijd rijp? Het weekend erop ben ik bij haar. Ik heb een machtigingsformulier voor een WLZ-aanvraag bij me (wet langdurige zorg). Houd een vaag verhaal over een ander potje waaruit de zorg gefinancierd gaat worden, en verwijs naar het feit dat ze me ook gemachtigd heeft voor haar bankzaken. Niet onwaar, maar wat voel ik me een verrader. Trouwhartig zet ze haar handtekening. Opzet gelukt. Beter zo, maar het doet pijn. Wat doen we haar aan?
Door omstandigheden ben ik een paar dagen later weer bij haar. ’s Morgens vroeg vraag ik haar hoe het gaat. Ach, ze weet het niet goed. Zo zonder papa, ze heeft vervelende gedachten. Ze grijpt naar haar hoofd. Weet maar al te goed dat het niet meer zo functioneert als het deed. Ach mama.
Wat een mooi geschreven stuk, Jacolien!
Aangrijpend vind ik het, hoewel ik je verhaal al ken…
Dank je wel, Hannah. X
Een triest en helaas herkenbaar verhaal (mijn vader destijds). Onthou dat je het nooit goed kunt doen, alleen zo goed mogelijk. Toitoi
Dank, Dorothé, dat zal ik in gedachten houden.
Ah gatverdarrie Jacolien, schrijnend. De keuzes die er komen (of lijken) komen m.i. voort uit liefde en zorgzaamheid. Dan kan het nooit mis zijn.
Dank m’ke – X
Hai Jacolien,
Inderdaad Jacolien lastige keuzes. Achteromkijkend (zo weinig mogelijk doen), hoop ik dat het je je innerlijke rust met deze keuze geeft.
Bennie
Pffuh hé! Heftig stukje, maar mooi geschreven.