Halfzwaar in Limburg (februari 2013)

Om vijf uur gaat de wekker. Twee en een half uur slaap gehad, gok ik. Helemaal niet erg voor een keertje, maar een beetje jammer vind ik het wel, dat dat nou net in de nacht moet zijn voor wat een pittige loopdag belooft te worden. Ik logeer in Arnhem, bij loopvriend René, waar andere loopvriend Edwin mij deze zaterdagmorgen om zes uur op zal pikken, om samen naar Heerlen te rijden en een stukje door de Limburgse heuvels te gaan lopen. René heeft last van allerlei vage en minder vage pijntjes, en van griep bovendien, en blijft thuis.

De routenavigatie heeft voor de heenweg een ietwat wonderlijke route bedacht, en Edwin, die stuurt, verzint daar nog een kleine variant op. Altijd lastig, die nieuwe wegen. Niet al te lang na achten echter, kunnen we de auto parkeren bij een voetbalkantine ergens in the middle of nowhere, maar volgens de kaart niet al te ver van Heerlen, waar om negen uur de start zal zijn van de eerste van twee Limburgs halfzwaren, tevens een van de vele funloopjes die georganiseerd worden door Willem Mütze, zelf enthousiast loper – om een idee te geven van zijn enthousiasme (volgens sommigen wellicht: gekte): hij liep op 12 december 2012 zijn 1212e marathon/ultra.

Dat ‘half’ slaat overigens niet op de zwaarte (die is ‘heel,’ kom ik al vrij snel achter), maar op de afstand. Ergens in april wordt namelijk Limburgs Zwaarste georganiseerd, een loopje van in totaal 100 kilometer, waarbij je echter ook kunt kiezen voor 80 of 60 kilometer. Deze halfzwaren zijn elk de helft van die 100 kilometer, en beslaan dus elk, juist ja, 50 kilometer. Limburgs Zwaarste is een heuse wedstrijd, uitgepijld en wel, waarmee je zelfs UTMB-punten kunt verdienen. UTMB? Wat is dát nou weer? UTMB staat voor ‘Ultra Trail du Mont Blanc’ – een wedstrijd van een slordige 160 kilometer door de bergen (om de Mont Blanc heen), en een waar begrip in (ultra-)traillopersland.

Maar goed, vandaag dus ‘slechts’ 50 kilometer, en wel in de vorm van een (semi-)groepsloop. Dat wil zeggen dat de route niet uitgepijld is, maar dat een gps-bestand beschikbaar is gesteld, dat door een aantal lopers in hun polsding geladen is, zodat lopers die iets minder technisch begaafd zijn (zoals ik) in de buurt moeten blijven van een loper met zo’n ding dat de weg ‘weet.’ Omdat er meer dan vijftig lopers zijn, heeft Annemarie, Willems partner, die met enkele andere vrijwilligers de verzorging regelt vanuit een camper die ‘meerijdt’ met de lopers, ons gevraagd om tot de tweede verzorgingspost, op kilometer 23, op elkaar te wachten. Daarna mag ieder dan zijn eigen snelheid (of die van zo’n nerd met gps-route) lopen.

Een geplastificeerde startkaart op naam, met een zeer toepasselijke foto erop van een loper in de modder, geen ingebouwde chip, geen klok, geen mat of iets dergelijks, gewoon een praatje van Willem, er worden nog wat foto’s genomen, en weg zijn we. Mijn start is te snel, altijd weer te snel. Wanneer leer ik nu toch eens dat ik achteraan moet blijven lopen, tot het lekker gaat? Ik ben een langzame starter, vertel eens iets nieuws, dat wist ik toch allang! Al snel lopen we door de diepe modder. De sneeuw die er deze winter gelegen heeft, is de vermoedelijke boosdoener, of misschien de regen van de afgelopen dag? Ik vervloek mijn keuze voor m’n gewone wegschoenen – had ik nu toch maar mijn trailschoenen aangedaan, maar ja, die zitten zo stijf, en ik had niet zo’n zin om er 50 kilometer op te moeten lopen. Bovendien dacht ik dat het wel mee zou vallen met het parcours… De lopers van wie ik denk dat ik ze bij zou moeten kunnen houden, gaan me een voor een voorbij. Nou ja, laat maar gaan. Laat je vooral niet opjutten, het is al zwaar genoeg zónder dat. Ik kan het wel bedenken, maar vind het toch lastig, elke keer weer. Help! Ga ik dit wel redden? Het is te zwaar, echt te zwaar, met die blubber. Ik heb totaal geen grip. Ik glibber en glijd alle kanten op. Ik vind het soms nog eng ook, met prikkel- dan wel schrikdraad vlak naast me. Na een paar kilometer ploeteren, bedenk ik dat het wel eens zou kunnen helpen mijn veters iets strakker te doen – die zitten zo los, dat ik met elke stap mijn voet half uit mijn schoen trek. Veters beter strikken, helpt. Een klein beetje.

Wat veel meer helpt, is dat we na een poosje een paar kilometer asfalt krijgen. Daar vind ik een lekker ritme, en vanaf dat moment maakt het allemaal niet meer zoveel uit. Op 13 kilometer staat de verzorging, en zeker de helft van de lopers staat daar al te schransen als ik aankom. Lekker, zo’n rustpunt. Koek, cola, en vooral ook even plassen. Steeds komen er groepjes lopers binnen, maar het tempo van de lopers ligt te ver uit elkaar om op de laatsten te wachten, zoals eigenlijk de bedoeling was. Zodra Annemarie zegt dat we mogen gaan, stop ik nog snel een dropje achter m’n kiezen, en weg zijn we weer. Edwin heeft het gevoel dat hij het eerste deel iets te snel liep, en wil nu bij mij blijven. Ik ben daar blij mee, al is het alleen al omdat hij de route in zijn gps heeft geladen – maar ook gewoon voor de gezelligheid.

We lopen Nederland uit, Duitsland in. Ik heb eigenlijk geen idee waar we zijn, maar zie het wanneer we door een plaatsje komen. En ik weet dat de tweede verzorging in de buurt van het Drielandenpunt zal zijn. Zwaar (nog steeds die ellendige modder, maar ook hellingen die soms zo steil zijn dat het verspilde energie is om te proberen te blijven hardlopen) wordt afgewisseld met minder zwaar. Wat gemakkelijk loopt, is het contact met medelopers. Voel ik me daar vooraf, in zo’n kantine voor de start, nog ietwat onhandig in, tijdens het lopen is van onhandigheid geen sprake. Je zwijgt in volslagen harmonie, of je kletst wat. Het maakt eigenlijk niet uit. Ik kom erachter dat er veel mede-Texelgangers zijn. Ik spreek iemand die er al vier keer aan de start stond. Ik kom erachter dat er ook mensen zijn die begin 20 al begonnen zijn met het lopen van marathons en ultra’s – terwijl ik altijd het idee heb dat die lange afstanden lopen toch meer iets is voor de wat ouderen onder ons. Voor mij is het de derde keer dat ik de 50 aan zal tikken, en daarmee ben ik duidelijk een groentje in dit wereldje.

Bij de tweede post, op 23 kilometer, staan we weer een poosje te wachten, maar Annemarie geeft nu sneller groen licht om te vertrekken. Op de een of andere manier verloopt de kopgroep zich met enige regelmaat, en vanaf nu lopen Edwin en ik niet heel ver bij hen vandaan. De etappe die volgt, is een kilometer of acht, negen lang, maar we zijn voor mijn gevoel nog maar nét weer op pad als we de camper alweer zien staan. Verzorgingspost nummer drie. Ik krijg hier een enorme mentale opkikker van. 32 kilometer al, nog maar 18 te gaan – een makkie! Dat makkie bevat natuurlijk nog wel wat nattigheid en, jawel, modder. In de volgende etappe lopen we veel langs de Geul. Niet het eenvoudigste terrein om te lopen, nogal zompig om maar eens iets te noemen, maar erg mooi. Ik loop in bekend gebied – vorig jaar zat ik hier met een groepje vrienden om te mountainbiken. Nou ja, mijn vrienden gingen fietsen – ik koos er toch maar voor om zo’n mtb-route hardlopend af te leggen. Er moest getraind worden, tenslotte…

In de buurt van Epen slingert en kronkelt de route wat af. Het is ook in die buurt dat we de laatste verzorgingspost aantreffen. Nu niet de camper, die is gebleven op de vorige post, bij het Hijgend Hert bij Vijlen, waar ook de finish zal zijn, maar een van de vrijwilligers is hier met een volgeladen auto naartoe gereden. Nog meer cola, toe maar, de ideale sportdrank tenslotte. Voor de liefhebber een stuk banaan, maar ik houd het bij ontbijtkoek. Edwin ben ik kwijtgeraakt, helaas, of hij ons. Ik loop nog een stukje terug, in de hoop dat ik hem zie aankomen, maar er is in geen velden of wegen iemand te bekennen. Als ‘mijn’ groepje vertrekt, sluit ik na enige aarzeling toch maar bij hen aan. Later hoor ik dat Edwin even een sanitaire stop moest maken, en vervolgens, ondanks zijn gps-met-route, de weg niet meer kon vinden en gewacht heeft op een volgende groep lopers.

Er volgen nog wat gras- en modderhellingen waarbij ik mijn handen niet echt schoon weet te houden. De driepuntstechniek van het rotsklimmen, wordt noodgedwongen ook hier toegepast. Jemig, hoe glibberig kan het zijn! Inmiddels heb ik niet meer zo’n spijt van mijn wegschoenen – hoe extreem het profiel van je zolen ook zou zijn geweest, dat profiel zou allang dichtgeslibd zijn en weinig grip meer hebben gegeven in deze blubberzooi. Er worden de nodige flauwe opmerkingen over en weer gemaakt. De lopers met gps hebben een zekere macht over de andere lopers. Soms moeten er drie gps’en aan te pas komen om het eens te worden over de te lopen route. Ik voel me weliswaar sterk en nog verdacht fit, na bijna 50 kilometer lopen, maar toch zijn deze momenten van noodgedwongen rust mij stiekem wel welkom.

Na 51,4 kilometer, ruim 1300 hoogtemeters en 6 uur en 55 minuten (inclusief pauzes), zijn we weer op de parkeerplaats bij het Hijgend Hert. De laatste uitdaging is om vanillevla uit een plastic bekertje naar binnen te slurpen. Wel een roerstaafje, geen lepel. Vervolgens mag ik met een plastic zak om mijn moddervoeten bij een van de andere lopers instappen, die ons weer naar de voetbalkantine bij Heerlen brengt. Daar wacht een warme douche. Hoe onwaarschijnlijk lekker is dat toch altijd weer! Edwin is er niet veel later dan ik. We snaaien wat, we drinken wat, we ouwehoeren wat. Dan weer de auto in richting Arnhem. De navigatie vindt dat we nu wel gewoon de kortste route mogen rijden. Gelukkig maar, want ik ben bij nader inzien toch enigszins moe geworden van dat stukje lopen. René heeft met op me gewacht met eten; ik blijf nog een nacht bij hem logeren, want als toetje volg ik de dag erna een ultra-trailclinic van MudSweatTrails op de Posbank.

Bij de clinic krijgen we tijdens het eerste theoriedeel onder andere het advies om zo nu en dan een shockweekend in te plannen: een training aan het eind van de zaterdagmiddag, of begin van de avond, en dan de volgende morgen vroeg opnieuw een training. Het gaat hierbij vooral om het mentale aspect, dat je voelt hoe het is om te moeten gaan lopen terwijl je eigenlijk al bekaf bent. Na het theorieblok volgt een praktijksessie die bestaat uit een zeer pittige heuveltraining. Ik voel mijn benen, en denk: aha, mijn eerste shockweekend heb ik te pakken.

Dit bericht werd geplaatst in hardlopen. Bookmark de permalink .

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s