“Eenzaam, maar niet …, nee: alleen, maar niet eenzaam, bedoel ik.” Zo begroet Peer me, als hij mij ziet zitten, terwijl hij met zijn hond een rondje over het land en langs de beesten maakt. Het klopt, wat hij zegt. Het stel waarmee ik de afgelopen nacht het kampeerweitje van Den Ouden Dam deelde, heeft vanmorgen al vroeg z’n biezen gepakt, zodat ik de enig overgebleven kampeerder ben. Bij mijn tweede kop koffie ben ik toch maar uitgeweken van het plekje in het gras naast mijn tentje naar de beschutting van het bankje onder de overkapping. Weliswaar regent het niet, en ben ik warm gekleed, maar de wind maakt het toch nét wat fris. Ik lees een lekker boek, drink koffie, eet appeltaart, en staar zo nu en dan wat voor me uit over het Betuwse land. Ik heb het goed.
Het kampeerterrein is nieuw voor me. Ik had bedacht om op zaterdag de Galgenbergmarathon te gaan lopen, wilde op zondagmiddag graag naar een lezing van Jan van Delden in Nijmegen, en zocht een mogelijkheid om de nacht tussen die beide activiteiten kamperend door te brengen. De meeste campings uit het Groene Boekje gaan pas begin april open, maar Den Ouden Dam, bij Kesteren, bleek niet alleen uiterst gunstig te zijn gelegen voor mijn plannen, er geweldig romantisch uit te zien, een mogelijkheid te hebben om droog te zitten, mocht er onverhoopt wat water uit de hemel vallen, maar ook nog eens op 1 maart al open te gaan. De omgeving blijkt in het echt weliswaar iets minder romantisch te zijn dan ik mij heb voorgesteld, maar het terrein oogt aangenaam rommelig, ik hoor ’s nachts niet alleen autoverkeer maar ook de nodige uilen, en de eigenaar (althans: de mannelijke helft ervan – de vrouwelijke heb ik niet gezien) blijkt een sympathiek soort eigenheimer te zijn.
En de Galgenbergmarathon loopt op zaterdag ook al zo ontspannen. De start en finish zijn bij Rhesidence Rhenen. Bij ‘rhesidence’ stel ik me altijd iets prots-en-pralerigs voor, maar de Rhenense variant ziet er – aan de buitenkant althans – redelijk no-nonsense uit. Iets met vakwerk, en dan midden in de bossen, daar ben ik wel gevoelig voor – over romantiek gesproken. Wilbert is vlak voor mij aangekomen, en heeft de kaart van de VSB en een hoogteprofielkaartje meegenomen. Leuk. Alleen is zo’n georganiseerd loopje niet helemaal de geschikte gelegenheid om een en ander eens uitgebreid te gaan zitten bestuderen; daar gaan we een andere afspraak voor maken. Later voegt Edwin zich bij ons, en vlak voor we naar buiten gaan voor de groepsfoto zie ik eindelijk Matthew ook. Met elkaar besluiten we om met de langzaamste groep mee te lopen.
Van de omgeving krijg ik eigenlijk niet zoveel mee. Ik merk het natuurlijk als we omhoog lopen, en ook als het bergaf gaat, ik merk het als we mul zand hebben (pff), en ik herken de punten waarop we de UHT kruisen of daar een stukje gelijk mee oplopen. We praten over de combinatie lopen – relatie/gezin, over hypes en weerzin daartegen, over nut en noodzaak van krachttraining, over afdalen, over hoogtemeters, over genieten versus willen presteren, en over de vraag of die twee samen kunnen gaan (ja natuurlijk, wat mij betreft), over kamperen, over mooie loopplannen. In het laatste deel van de tocht heeft een loper zich bij ons gevoegd die het hoogste woord voert. Hij blijkt (bewust) met de snelste groep te zijn gestart, om vervolgens met een langzamere groep de tocht uit te lopen (om daarna in zijn eentje nog even naar zijn huis in Amersfoort te lopen). Ik ken hem niet, maar als hij vertelt over een kop boven een krantenartikel met een foto van hem, “Big Mac voor big Mik,” bedenk ik dat het waarschijnlijk Mik Borsten zal zijn – geen idee wat die zoal gepresteerd heeft, maar het is een bekende ultranaam. Zo te horen is het iemand met uitgesproken meningen, waar ik wel om moet lachen. De meest opvallende uitspraak die ik hoor, is dat traillopers niet kunnen hardlopen – “met alle respect,” voegt hij daaraan toe. Wel een komisch type, als ik dat zo snel even mag beoordelen – met alle respect, uiteraard.
Het lopen gaat verrassend makkelijk, zeker voor mijn eerste veertig plus sinds Berg en Dal in oktober. Het tempo is prima te doen – hoewel er op het laatst momenten zijn waarop ik graag een beetje meer door zou willen lopen. Ik denk echter dat vooral het feit dat ik genoeg eet, doordat we om de zeven kilometer een verzorgingspost aantreffen, maakt dat ik een stuk makkelijker loop dan in de laatste kilometers van de 35 van afgelopen zondag. Bemoedigend. Na 4 uur en 56 minuten zijn we bij de finish. “Maak er geen wedstrijd van,” zei Henny vrijdag nog. Nou, dat is vrij aardig gelukt, zou ik zeggen. Champignonsoep toe, een beetje waterig, maar vegetarisch, en ik ben blij dat ik mijn behoefte aan zout kan stillen. Nog even napraten en dan in de auto naar de overkant van de Nederrijn, naar Den Ouden Dam.
Schuin tegenover een nachtmerrie-wekkend vakantiepark tref ik een boerderij met rieten dak, hooischuur, kippen en hanen, bijenkasten, geiten, katten, een oude, grijze hond, een varken, fruitbomen en nog van alles. Daar wil ik mijn tent wel opzetten. En als die dan staat, ik de rest van de zooi uit de auto ernaartoe gesleept heb en een poosje onder de hete douche heb gestaan, is het tijd voor de gebruikelijke rituelen – stoeltje in elkaar zetten, mij daarop neervlijen, een boek erbij, drinken en wat snaaien; hetgeen naadloos overgaat in: brander in elkaar zetten, potje koken, eten, afwassen, kop thee, en, tja, wat nu? Het is donker, de wind is frissig, het is nog geen acht uur, maar zal ik toch maar gewoon tanden poetsen en naar bed? Lijkt me een strak plan. Voor de vorm lees ik in bed nog een hoofdstuk, maar dan is het toch echt de hoogste tijd om te gaan slapen.
De volgende morgen zetten de rituelen zich voort. Het is grijs en fris, maar ik voel me lekker waar ik ben. Ik aarzel nog een beetje of ik niet naar Jan in Nijmegen moet gaan, maar heb eigenlijk al besloten dat niet te doen. Tijdens een van de laatste bijeenkomsten van het bestuur van de stichting die het werk van Jan ondersteunt, vroeg Huub wat mij eigenlijk trekt bij Jan van Delden. Ik antwoordde daarop dat ik bij Jan vooral ervaar dat het er helemaal niets toe doet wie of wat ik ben, dat ik alleen maar hoef te zijn, dat dat hoe dan ook al goed is. Maar laat dat nou ook precies de reden zijn waarom ik er met enige regelmaat met mijn tentje op uittrek, om ergens in de natuur te gaan zitten. Ik weet natuurlijk dat het er in theorie niets toe doet waar je bent of wat je doet, dat het altíjd goed is zoals het is, dus ook thuis, in de stad, en op het werk, maar in de praktijk vind ik dat toch vaak net iets makkelijker te ervaren ergens buiten (en in mijn eentje, misschien ook …).
Ik kan het niet afdwingen, dat gevoel van rust, het gevoel dat er niets anders hoeft te zijn dan het is, maar ik krijg het dit weekend zomaar weer in mijn schoot geworpen. Volgens mij doe ik mijzelf dan ook een groot plezier door hier maar gewoon te blijven zitten, beschut tegen de wind, met nog steeds dat lekkere boek, mijn allerfavorietste koppen koffie, de appeltaart, en buiten, vooral buiten.
Als Peer een paar uur later weer over het terrein loopt, vraagt hij of hij me nog ergens mee van dienst kan zijn, met een fleecedekentje of zo. Als ik bedank, maar zeg dat het niet nodig is, zegt hij dat het er goed uitziet zo, rustig, ik daar zittend in mijn eentje. En zo voelt het ook.
Goed hoor. Je eigen agenda bepalen. Is niet iedereen gegeven dat te kunnen. Vraag me nu wel af wat jij met een lekker boek bedoeld. ” Gott und Freiheit” in het Duits? Fantaseer ik een beetje. 🙂
Haha, nee, daar mag ik morgen weer aan. Dit was een Henning Mankell – en eigenlijk niet eens zo geweldig goed, maar wel lekker ontspannen…
Mmm, dat klinkt als een zeer geslaagd, ontspannen weekend!
Wat een lekker leventje heb jij toch fijn dat we even mee mochten genieten 😉
Heerlijk kamperen en super slapen…. maar ik wacht wel tot het iets warmer wordt. BTW mooi gelopen die marathon. Je leest altijd van die man met de hamerverhalen, maar deze ging dus op je gemak qua tempo etc.
Groetjes,
Dorothé
Ha Dorothé, ja, dit was een buitengewoon relaxte manier om een marathon te lopen. Deze Galgenbergmarathon kan ik iedereen aanraden die kilometers wil maken. Die man met de hamer zoek ik een andere keer wel weer op – alles op z’n tijd.