Henny is er deze keer ook bij, dat geeft weer een andere dimensie aan het Willem-en-Annemarieloopje dat vandaag op het programma staat. In de trein op weg naar Castricum praat hij me bij over wat hij gisteren, tijdens een symposium van NLcoach, weer heeft opgestoken. Veel rusten, daar komt het kort en goed op neer. Terwijl we ons klaarmaken in de sportkantine, overkleding uittrekken, nog een broodje eten, wat water drinken, vraagt hij wat mijn plan is voor vandaag. Plan? Eh… Nou, idee dan, je hebt vast wel een idee over vandaag. Tja, mijn idee is om vandaag lekker te lopen, maar dat klinkt wel heel flauw. En het is ook niet de volledige waarheid. Ik heb namelijk een idee over de eindtijd die mogelijk zou kunnen zijn. Vorig jaar liep ik drie keer een 60 kilometer: Texel, Limburgs Zwaarste en Berg en Dal. Texel heeft een heel ander parcours: vrijwel vlak, voornamelijk asfalt. Bovendien beschouwde ik Texel als wedstrijd, en ook al is mijn conditie nu misschien wel net zo goed, ik ben minder gefocust op deze Bos-, duin- en strandloop van Castricum dan ik vorig jaar op Texel was. De tijd die ik daar liep, is voor vandaag absoluut geen graadmeter, weet ik. Over de 60 kilometer van Limburgs Zwaarste deed ik 7 uur en 50 minuten. Maar dat was drie weken na Texel, en ik was toen bekaf. Bovendien verspeelden we daar op het laatst nogal wat tijd door onzekerheid over de route. En voor Berg en Dal tot slot had ik zeven en een half uur nodig, maar dat was aan het eind van een seizoen waarin ik toch iets te veel van mijn lichaam had gevergd, en bovendien voelde ik me toen op het laatst nogal beroerd, en wist ik ook daar de route kwijt te raken. Al met al denk ik dat een tijd van zeven uur voor vandaag een goede en haalbare tijd zou kunnen zijn. Maar ik heb beslist geen zin mezelf de lol te laten ontnemen door te focussen op die tijd. Als mijn benen niet blijken te willen, dan zij dat zo, en dan ga ik lekker lang proberen te genieten van het mooie weer. Maar of ik dan een idee heb over wat ik met eten wil doen vandaag, vraagt Henny nog. Eh, nee, ook dat niet echt. Ik weet dat de verzorgingsposten goed voorzien zijn, en ik heb zelf het een en ander bij me. Ik zal proberen goed te eten, maar ook daarvan zal ik wel zien hoe het gaat. Hardleers? Misschien. Het enige wat ik van Berg en Dal dan wel weer geleerd heb, is dat ik de verleiding van tomatensoep onderweg moet weerstaan – daar had ik destijds iets te lang plezier van.
In de kantine veel van de usual suspects bij deze loopjes. De begroetingen zijn, als altijd, hartelijk. Monika en Ron, die vorige week in Limburg debuteerden op de 100 kilometer, bereiden me voor op veel mul zand onderweg. Hm, daar was ik op een of andere manier al bang voor. Om 5 voor 9 worden we naar buiten gebonjourd, waar Willem de gebruikelijke briefing geeft. Daarna nog een woord van iemand van SV De Lat (de wandelvereniging waar Willem mee samenwerkt), en na het aftellen van de laatste seconden mogen we ervandoor. Om het voetbalveld heen, terug naar het mulle, steile duin waar Willem ons met genoegen omhoog stuurt en waarop we vanuit de kantine al zicht hadden.
Daarna begint het voor mijn gevoel pas. Proberen een rustig ritme te vinden. Henny laat zich al direct zakken; hij loopt zich heel rustig warm. Ik loop een poosje met Monika te praten, maar voel al snel dat zij eigenlijk iets sneller wil en kan dan voor mij in dit stadium lekker is. Jammer van de gezelligheid, maar ik weet dat het vooral belangrijk is mezelf in het begin niet over de kop te lopen, wil ik dat ‘lekker lopen’ in de praktijk kunnen brengen, dus ik laat haar gaan. Een paar kilometer loop ik in mijn uppie, wat ik tempotechnisch gesproken misschien nog wel het lekkerst vind. Wel is er de gebruikelijke onrust die hoort bij het idee dat iedereen vóór me loopt – al weet ik heus wel dat dat niet de realiteit is. Dan word ik bijgehaald door Henny. We lopen samen door de duinen tot ik bebouwing op zie duiken, en bedenk dat ik dan nog maar snel even naast het pad moet gaan plassen. Daarna sluit ik me aan bij Robert, die dit jaar de 80 du Mont Blanc gaat lopen, die ik afgelopen jaar heb gedaan, en samen lopen we naar de eerste verzorgingspost.
Henny vraagt me of ik in hetzelfde tempo wil doorlopen. Wie? Wat? Weet ik veel! Ik antwoord op z’n Henny’s dat ik dat pas weet als ik weer loop. Liepen we langzaam? Te langzaam? Geen idee, het ging wel lekker. Henny wil zijn eigen tempo lopen en vertrekt iets eerder dan ik. Prima. Zelf ga ik weer op pad met Robert, zodat we nog even over dat bergloopje kunnen praten. Bij Egmond lopen we het strand op, terwijl mevrouw Suunto (of eigenlijk: mevrouw Afstandmeten.nl) ons nog een poos door de duinen wil hebben. We vertrouwen maar op de pijltjes in het landschap, in plaats van op ons schermpje. Het strand ligt er strak bij. Het is laag water – dat scheelt alvast een paar kilometer mul zand. Bovendien staat de wind in de rug, een makkie dus. Na een poosje loop ik bij Robert weg, richting een loper in geel die voor ons loopt. Ik ben nog bang dat ik niet zal weten waar ik van het strand af moet, maar er blijken opeens allerlei lopers voor mij te zijn die ik het strand zie verlaten. Bovendien is de Suunto het nu weer met de werkelijke route eens, en gaat het lijntje hier rechtsaf. Bovenaan de strandopgang staat Willem foto’s te maken. Beneden staat een verzorgingspost, zegt hij. Joh, nu alweer?
Een korte stop, cola, speculaasjes, nog meer cola, nee dank je, geen soep, en gaan maar weer. Achter Monika en Ron aan door Bergen aan Zee. Een pittig stuk door het bos volgt. Kleine paadjes, veel klimmen en dalen, en ik herken het een en ander van afgelopen dinsdag, toen ik hier met Jolanda een rondje liep. Waarom ik toch altijd denk dat andere delen van Nederland interessanter zijn om in te lopen, is me een raadsel. Prachtig hier. We komen het bos uit bij de borstelbaan van Bergen. Een gevoel van vervreemding bij het zien van skiënde mensen op deze plek, terwijl de hele natuur op standje voorjaar staat. Daarna het bos weer in. Opeens veel mountainbikers. O ja, natuurlijk, de mtb-route van Schoorl. En dan Schoorl zelf, met de verzorgingspost op 29,5 kilometer. Een verbaasde blik van Henny, die hier nog staat en niet verwacht mij hier (of überhaupt: onderweg) nog te zien. Dan loop ik goed, is zijn conclusie. Ik reageer voorzichtig. Ja, het gaat best goed, maar we zijn pas halverwege.
Ik loop al een poos in mijn eentje, maar Henny praat onderweg met allerlei lopers, en het valt hem op dat vrijwel iedereen met wie hij praat vorige week een grote afstand heeft gelopen. En als ze dat niet hebben gedaan, gaan ze morgen Rotterdam wel lopen. Dat is mooi, dan snapt hij meteen waar mijn enthousiasme en ongeduld vandaan komen, en het beeld dat iederéén het kan en doet, ongeveer elke week een ultra lopen. Het blijft een goede oefening om me niet mee te laten slepen door dat enthousiasme en ongeduld, en niet te veel naar anderen te kijken, maar vooral bij mezelf te blijven, en bij de adviezen die ik van Henny en (andere) ervaren lopers krijg.
De post ligt pal onder het Klimduin van Schoorl. Dat imponeert me nauwelijks. Ja, als je haast hebt, dan kan zo’n hellinkje (over het mulle zand nog maar niet te spreken) je opbreken, maar rustig naar boven, stap voor stap, ach, wie doet me wat. Eén man, een wandelaar nota bene, gaat hardlopend naar boven. Even later, bij een andere helling, zie ik hem dat nogmaals doen. Als ik hem passeer, vraag ik hem ernaar. Door met korte pasjes naar boven te rennen, spaart hij energie, beweert hij. Bergaf kan hij dan rustig aan doen. De route gaat hier juist weer naar beneden, en ik roep in de gauwigheid nog dat ik bergaf juist graag wat snelheid maak. Het lopen blijft lekker gaan. Net als ik me afvraag of ik niet wat overmoedig ben – kan ik dit tempo wel volhouden, stort ik straks niet in? – struikel ik over een boomwortel die toch zeker wel twee millimeter boven de grond uitsteekt. De schade is te overzien, maar ik leid eruit af dat ik moe begin te worden.
Desondanks doemt de volgende verzorgingspost wederom sneller dan verwacht op. Ook hier tref ik Henny weer, die mij complimenteert met hoe ik tot nu toe loop. Ik zat, naar zijn zeggen, maar een paar honderd meter achter hem. Dat is mooi, maar cola heeft nu prioriteit. Als mijn bekertje leeg is, vult Carry het ongevraagd met vanillevla. Oké, ik had het nog niet bedacht, maar kennelijk wil ik dat. Daarna meer cola. Met een dropje uit Carry’s privévoorraad tegen mijn gehemelte geplakt, verlaat ik de post. Deze keer weer in het gezelschap van Henny, die nu bij mij wil blijven. Al vrij snel, in Bergen aan Zee, zijn we even de draad kwijt. Het pijltje bij een rotonde lijkt rechtdoor te wijzen, maar daarna is het onduidelijk. Omdat het een van de punten is waar heen en terug elkaar kruisen, bieden onze polsschermpjes ook geen soelaas. Even laten we ons meeslepen door het pijltje dat op dat schermpje mooi samenvalt met het streepje, maar dan wint het gezonde verstand het; op deze manier zijn we hier eerder vandaag aan komen lopen, maar we moeten toch echt via een andere route terug. Terug naar de rotonde, en nu de goede richting uit.
Ondanks de vermoeide benen gaat het nog steeds goed. Ik denk dat ik door Henny’s gezelschap toch net iets sneller loop dan ik anders zou hebben gedaan, terwijl Henny beweert dat hij moeite moet doen mij bij te houden. Ik kijk alleen naar de route op mijn schermpje, en heb geen idee hoe hoog snelheid en hartslag zijn. Heerlijk vind ik dat. Als Henny zegt dat ik wel door mag lopen als ik sneller wil, denk ik dat hij een grapje maakt. Sneller? Eerder wat langzamer. Maar hoewel we kennelijk beiden vinden dat het tempo aan de hoge kant ligt, vertragen we niet. Tot Henny, ergens bij kilometer 54, zegt dat hij kramp op voelt komen en een stukje gaat wandelen. Ik heb geen reden me zorgen over hem te maken, en ik loop door. Ik ben blij met de extra verzorgingspost op 57 kilometer, maar wil hier niet te lang blijven staan, en drink deze keer maar één bekertje cola en eet drie engelse dropjes. Lekker! Het kan niet meer stuk vandaag. Als ik een kilometer voor de finish nog een loper inhaal, vraagt die of ik een sprintje aan het trekken ben. Zo ervaar ik het niet, volgens mij loop ik in min of meer constant tempo door, en later zegt hij dat hijzelf waarschijnlijk gewoon heel langzaam ging. Dat denk ik eigenlijk ook.
Vlak voor ik weer bij de voetbalkantine ben, komen er twee lopers uit het bos die ik probeer in te halen. Of ik op weg ben naar Rotterdam, vraagt de vrouw me. “Nou nee, niet bepaald,” zeg ik. Nou, dan mis ik wel iets, want dat is een geweldige ervaring, om daar te lopen. Nou, denk ik, wat missen al die mensen dan wel niet die morgen misschien in Rotterdam aan de start staan, maar nog nooit een funloopje van Willem hebben gelopen?
Na 6 uur en krap 48 minuten meld ik mij af. Goed gelopen, prachtige dag, dik tevreden. De basis voor de Trail Verbier, over precies drie maanden, ligt er.
Wat een afstanden en tijden … respect…. enne ieder zijn meug met lopen (ik ben graag in Rotterdam én op (korte) trails.
Groetjes,
Dorothé
Wat een mooi verslag. Ik ben er even goed voor gaan zitten om het te lezen.
Fijn dat het lopen ook zo lekker gaat. Ik vind het zelf ook wel prettig om soms nergens op te letten, behalve op de route. Lijkt me trouwens een prachtige ervaring, zo’n “funrun”, alleen die afstand doe ik je toch echt niet na!
Dank je, Elsa. Deze loopjes zijn heerlijk! Wel eigenlijk allemaal 50 of 60 kilometer (of nog wat langer), maar bij een aantal kun je ook wel korter lopen, als je dat wilt. Zaterdag liepen er ook mensen 40, bijvoorbeeld. En in oktober, in Berg en Dal, wordt er volgens mij ook 25km gewandeld, dus dan kun je dat ook hardlopen… En anders: komt nog wel voor jou, die afstanden. Dit jaar een marathon toch, jij?
Haha, laat mijn vriend het maar niet horen, van die afstanden. Dit jaar inderdaad een marathon. Eens kijken of ik het na een 30 km duurloop nog steeds zo leuk vind, dat lopen. 😉
PS: Je bedoelt deze zeker: http://devilstrail.nl/nijmegen/
Lijkt me super, zit alleen wel kort op die marathon van mij…