Het pronkjuweel is behoorlijk winderig vandaag, en dat laat het merken ook. De eerste kilometers gaan noordwaarts, richting de Waddenzee, en ik heb de wind vol op kop. Weinig beschutting hier op ’t Hogelaand – en dat maakt niet alleen dat ik tegen de wind in moet beuken, maar maakt ook dat ik, langer dan mij lief is, moet doorlopen voor ik me eindelijk kan verlossen van de druk die mijn overvolle blaas veroorzaakt.
Ik ben ruim anderhalf uur met het openbaar vervoer op pad geweest voor ik kan gaan lopen. Ik heb me door de buschauffeur laten afzetten in Leens. Een weekendje Groningen combineren met een duurloop van 35 kilometer, dat vraagt om een plan. De suggestie om een rondje van 12 kilometer uit te zoeken en dat dan drie keer te lopen, wijs ik beslist van de hand. Slecht plan. Ik loop niet alleen om te trainen voor iets anders, maar ik loop toch nog altijd vooral omdat ik het leuk vind. En drie rondjes van 12 kilometer lopen, is niet wat ik onder leuk versta. Maar wat dan wél? Ik kan natuurlijk door te puzzelen een rondje van 35 kilometer vanuit de stad uitstippelen, maar leuker nog dan dat vind ik het om een lijnloopje te doen, een van punt tot punt loopje. En ik vind het wel makkelijk als zo’n loopje dan al door anderen voor mij uitgestippeld is. Niet heel ingewikkeld om dan bij het Pieterpad uit te komen, natuurlijk. De eerste twee etappes, van Pieterburen noar Stad tou, zijn samen ongeveer 28 kilometer lang. Naar het huis van mijn zus en zwager, bij wie ik logeer, is het iets korter. Ik heb dus nog wat kilometers extra nodig. De bus naar Pieterburen heeft Leens als eindbestemming, van Leens naar Pieterburen blijkt ongeveer 10 kilometer lopen te zijn, en voilà, het plan is daar. Heb ik er ook vast een stukje opzitten, mocht ik ooit besluiten het hele Pieterpad hardlopend in etappes af te leggen.
t Is de lucht achter Oethoezen, t Is t torentje van Spiek, t Is de weg van Lains noar Klooster, En deur Westpolder langs de diek. … Dat is mien laand, mien Hogelaand…
Ede Staal begeleidt me in mijn hoofd, terwijl de bus me door zijn Hogelaand vervoert. Ik denk aan mijn ouders, die hier opgroeiden, en aan mijn grootouders – ik denk aan mijzelf als kind, aan ons als gezin, vroeger, en aan de bezoekjes aan opa en oma Thesinge en opa en oma Bedum. Ik heb zelf nooit in Groningen gewoond, maar vraag me soms af of de band die ik met deze provincie voel, bestaat omdat mijn voorouders ervandaan komen, of dat dat sentimentele onzin is. Waarschijnlijk het laatste. Eerder zal het te maken hebben met een nostalgisch verlangen naar vroeger, mijn eigen vroeger dan, toen het leven zogenaamd nog ongecompliceerd was, de familie Gronings sprak en opa’s en oma’s een boomgaard achter het huis hadden. Net zo sentimenteel eigenlijk. Mijn verlangen om buiten te wonen, wordt gevoed door de vele huizen en huisjes die ik onderweg te koop zie staan, huizen die gebouwd zijn in van die karakteristieke donkerrode stenen, en die iets rommeligs uitstralen dat me aanspreekt. Zou ik hier niet veel meer op mijn plek zijn dan ergens op, bijvoorbeeld, de Veluwe? De huizen hier in Groningen zijn momenteel zeer betaalbaar, schijnt. De scheuren en verzakkingen zie ik niet…
Na 10 minuten lopen, durf ik mijn jasje uit te trekken. Het thermoshirt houd ik voorlopig aan en ik ben blij dat ik deze keer niet al te optimistisch gekleed ben. Na een kilometer of 9 is de begroeiing langs de weg eindelijk van dien aard en zo gesitueerd dat ik er even durf te gaan plassen. Zo, dat lucht op. Dan kan ik me nu volkomen overgeven aan het lopen. Pieterburen blijkt een toeristisch dorpje te zijn, dat profiteert van de zeehondencrèche, het wadlopen, en misschien ook wel van het feit dat het Pieterpad er begint. Ik stop even bij de wegwijzer naar Pieters-, Peters- en Petro-’s in alle windstreken, dat, naar ik aanneem, het beginpunt markeert. Gek genoeg zie ik de Sint Pietersberg er niet bij staan, maar misschien kijk ik niet goed. Even de route selecteren en mijn gps op navigeren zetten. Vanaf hier buigt mijn weg af naar het zuiden. Op de site van het pad heb ik gelezen dat men de route onlangs heeft aangepast, en dat er zoveel mogelijk over onverharde paden wordt gelopen. Dat betekent dat de route even buiten Pieterburen iets van de weg afbuigt, om na een paar honderd meter via een schelpenpad weer op de verharde weg uit te komen. De route die ik vandaag loop, is niet bepaald de minst verharde die ik ooit ben tegengekomen, maar dat had ik ook niet verwacht, dat scheelt. Over het algemeen storen de asfaltweggetjes me niet echt, en geniet ik van de charmes van het boerenland, maar soms worden die charmes enigszins verduisterd door de passerende auto’s.
De opdringerige melodie van het Grönnens Laid heeft ondertussen Ede Staal uit mijn hoofd verdreven.
De wind blijft onverminderd waaien, maar na een paar uur lopen, krijgt de golden raand waarin het Pronkjewail gevat is glans door de zon, die zich tot dan toe achter de wolken verstopt had, en ik krijg het zowaar te warm in mijn thermoshirt. Zodra ik het heb uitgetrokken krijgt de wind echter weer vat op me, en gedurende een paar kilometer heb ik dan weer spijt, en ben ik dan weer blij dat ik nu in een dun t-shirtje loop. Ik stop het bij mijn broek in – geen gezicht, maar het helpt enigszins tegen de spijtgevoelens. In Winsum zit de eerste Pieterpadetappe erop, en ben ik meteen de draad even kwijt. Ik heb mijn bestemming bereikt, selecteer op de gps de vervolgroute, loop rechtdoor, maar raak daarmee het contact met het lijntje op mijn horloge kwijt, ga vervolgens naar links, zelfde verhaal, rechts evenzo, en zo sta ik even later weer zoekend op het bruggetje dat de bestemming, alsmede beginpunt van de vervolgetappe markeert. Waar wil die ellendige route me heen hebben? Ik vraag het een oudere vrouw, maar die heeft nog nooit van het Pieterpad gehoord en kijkt ongelovig bij het idee dat ik lopend naar Groningen wil – dat schiet niet op. Dan zie ik dat ik direct over de brug een paadje naar rechts op moet, feitelijk in de richting waar ik vandaan kom, langs het water, en zowaar onverhard. Een mooi stukje volgt; ik mag zelfs een stuk door een weiland lopen – ik moet even wennen aan al die onregelmatigheid onder mijn voeten.
Op zo’n moment van zoeken, merk ik op dat ik een ietwat tweeslachtige houding heb op zo’n dag als vandaag. Vorige week liep ik 30 kilometer, vertrok ik voor 7 uur ’s morgens van huis, en was ik om 10 uur weer terug. Dat is een training zoals een training hoort te zijn. Zo denkt een deel van mij erover, althans. Zo hoort de training van vandaag er ook uit te zien. Met dien verstande dat ik het vanmorgen rustig aan wilde doen, ook al omdat ik nog even wilde genieten van het gezelschap van mijn zus en zwager, die de rest van het weekend de hort op zijn. En zij het dat ik vervolgens nog heel wat reistijd voor de boeg had voor ik überhaupt kon starten met lopen. Aan de andere kant ervaar ik dit echt als een dagje uit. Ik ben in een andere omgeving dan normaal, en zo’n etappe van een lange-afstandswandelpad voelt sowieso al als een vakantie-activiteit. Bovendien: wat of wie let mij om er inderdaad de hele dag over te doen? Lopen: zowel een sport als een manier van reizen.
Als ik Garnwerd binnenloop en café Hammingh zie liggen aan de overkant van het Reitdiep, bedenk ik dat het heerlijk zou zijn om daar een kop koffie te drinken en een stuk appeltaart te eten. Op zo’n moment zou het mooi zijn geweest als ik iemand bij me had die dat wat makkelijkere, lossere deel in mij zou stimuleren. In mijn eentje neig ik naar streng zijn, doorlopen, en ik wil ook niet te laat thuis zijn want ik wil nog van alles doen. Ik loop dus door, maar raak vervolgens het spoor volslagen bijster. Eerst is dat mijn eigen schuld. Ik heb bedacht dat ik het Reitdiep moet volgen, en ga linksaf. Het duurt even voor tot me doordringt dat het lijntje zich steeds verder verwijdert van het pijltje. Nou ja, net andersom eigenlijk, want ik ben het pijltje dat beweegt. Met tegenzin keer ik om. Over de brug is het me echter volkomen onduidelijk hoe de route zich vervolgt. Ik heb een nieuwe variant in mijn gps geladen, maar de markering is daar kennelijk nog niet helemaal op aangepast. En het pad dat ik volgens de gps zou moeten volgen, is in geen velden of wegen te bekennen. Er volgt een onduidelijke fase met veel zoekerij. Ik word er behoorlijk chagrijnig van en bedenk meermalen dat ik beter aan de koffie en appeltaart had kunnen gaan, al was het alleen al omdat dat mijn humeur waarschijnlijk ten goede zou zijn gekomen. Uiteindelijk verlaat ik het dorp via wat blijkbaar de oude route is en neem ik voor lief dat pijl en lijn een poosje ver uit elkaar liggen.
Verder? Ach, verder. Ik ben vrij moe, ik vind het vrij ver vandaag, maar loop uiteindelijk toch nog vrij lekker, die laatste kilometers. Het laatste deel herken ik weer van eerdere trainingen/loopjes/whatever vanuit Stad. Het is nu druk met fietsers en collega-lopers. Op een bepaald moment laat ik de route de route, en loop ik rechtdoor naar huis. Daar weersta ik de verleiding van het bad, maar bezwijk ik na de douche voor die van wijn en borrelnoten. Een pot thee ernaast, dat dan weer wel. De rest van de avond ben ik moe, behoorlijk moe. Zo moe dat de romantische komedie op tv te veel van mijn concentratievermogen vraagt. Om half 10 taai ik af.
Mooi verslag… en jij durft tenminste op GPS te lopen. Ik heb het nog nooit geprobeerd zelfs niet in een bekende omgeving.
Groetjes,
Dorothé
Met techno-ontberingen en al toch een mooie stukje hardgelopen op het prachtige Groninger platteland. Volgende keer een stukkie samen oplopen. Lijkt me leuk.
Klinkt toch als een fijne duurloop, ondanks de zoektocht naar de route.
Jazeker, dat was het ook! Kennelijk besteed ik aan dat zoeken te veel aandacht in mijn tekst, want iedereen reageert daarop, maar in werkelijkheid was dat natuurlijk maar een minor detail tijdens een heerlijke tocht.