Serieus, niet belangrijk

“Ich nehme meine Arbeit ernst, aber nicht wichtig.”
Woorden van Alfred Polgar, door Han Voskuil geciteerd in een van de recensies van zijn hand, die nu opnieuw zijn verschenen in het boek Ik ben ik niet. Ik lees de woorden tijdens een van de ruim vier dagen die ik onder de wing naast mijn tentje doorbreng op de camping in La Fouly, luisterend naar het gestage getik van de regen. Regelmatig kijk ik van mijn boek op om te genieten van het prachtige uitzicht op de Glacier de l’A Neuve, waar ik mijn plekje, zo hoog mogelijk op de camping, speciaal op heb uitgezocht. Wat ik zie, is echter geen gletsjer, maar een dikke, grijze mist.

De woorden van deze Polgar spreken mij aan. Wat je doet in je leven, is volgens mij in wezen onbelangrijk, maar dat wil niet zeggen dat je het niet met de grootst mogelijke toewijding kunt doen. Hardlopen is wat mij betreft exemplarisch hiervoor. Natuurlijk is het maar spel, maar toevallig wel een spel waar ik buitengewoon veel plezier aan beleef, en ik heb er dan ook veel voor over het spel zo lang mogelijk te kunnen spelen, op zo hoog mogelijk niveau. Een hoger niveau (een gamer zou ‘volgend level’ zeggen) hoef ik niet te bereiken vanwege enige vorm van status of aanzien, maar omdat een deel van de lol van het spel er voor mij nu eenmaal in bestaat het maximale uit mijzelf te halen. Dat betekent dat ik mij met veel plezier behoorlijk serieus en gedisciplineerd voorbereid op de loopjes die ik op mijn agenda heb staan, ondertussen proberend het belang van die loopjes te blijven relativeren.

Dat laatste blijkt even niet gemakkelijk te zijn als ik de dag voor de grote wedstrijd, de Trail Verbier Saint-Bernard, een sms’je van de organisatie krijg waarin gezegd wordt dat de route is aangepast. De Catogne en de Col de Breya zijn, uit veiligheidsoverwegingen, uit het parcours gehaald. Vooral het aantal hoogtemeters gaat daardoor drastisch omlaag. Shit, daar baal ik van. Ik weet dat ik me heb ingeschreven voor een zware wedstrijd, en had erg graag de originele route gelopen. (Dit betekent geen kritiek op de organisatie, overigens. Ik ga ervan uit dat die dit naar alle eer en geweten zo besloten heeft, en óók liever het originele parcours had aangehouden.) Als ik mijn teleurstelling tegen mijn hardloopvrienden uit door te zeggen dat het nu geen bikkel-, maar juist een watjeseditie wordt, leidt dat bij een van hen tot onbegrip. Hij denkt dat dit betekent dat ik de zwaarte van de route onderschat, dan wel mijzelf overschat, wat misschien op hetzelfde neerkomt. Maar als je dat denkt, dan ken je mij niet. Ik realiseer mij donders goed dat ik het retezwaar ga krijgen, met aangepaste route nog steeds, maar dat is toch ook wat ik hierin opzoek? Nou ja, en ik baal ervan dat áls ik de race uitloop, ik toch het gevoel zal houden dat ik hem net niet helemaal echt heb gelopen. En daar komt het belang van het relativeren om de hoek kijken. Gaat het me dan misschien stiekem tóch om de status en de vergelijking met anderen?

vsb startfoto frans

foto: Frans van Huizen

Ik sta de volgende morgen vrij ontspannen in het startvak. Ik sta dan wel bekend als een twijfelaar, en inderdaad heb ik in de aanloop naar de race genoeg getwijfeld (over de terugkeer van voorbijgedachte blessures, over de eventuele onverstandigheid van het lopen van ruim 90 kilometer op het Twentepad, over het al of niet doortrainen daarna, over de eventuele onverstandigheid van het lopen van vier dagen met bepakking in de week voor de loop der lopen), maar gek genoeg heb ik tegelijk van mezelf het idee dat ik dit wel kan. De positieve ervaring van vorig jaar, bij de 80 du Mont Blanc, draagt bij aan dat vertrouwen. Ik weet nu beter wat ik kan verwachten, ook al is het een andere race.

De andere twee zijn van plan om samen te gaan lopen, zolang als dat gaat. Ik moet daar eerlijk gezegd niet aan denken, en trek mijn eigen plan. Dat plan bestaat uit: rustig weg, en verder maar zien. En zelfs dat tamelijk simpele plan blijkt al te ingewikkeld – zo heel rustig ga ik niet weg. Zolang we hardlopen door de straten van Verbier gaat het lekker, maar zodra we begonnen zijn met de helling naar Le Chateau merk ik dat ik boven mijn macht loop. Ik loop te zweten als een otter en te hijgen als een oud trekpaard, maar wil eigenlijk niet aan de kant stappen om anderen voor te laten gaan. Ik ben deze keer (hèhè) ook niet echt bang dat ik hier mijn kruit al verschiet. Ik herinner me dat ik het vorig jaar ook in het begin zwaarder had dan op het eind, en ik herinner me ook dat ik het tijdens mijn Alpencursussen eigenlijk óók altijd erg zwaar had aan het begin van de dag, terwijl ik dan later over het algemeen toch vrij goed mee kon komen.

De problemen ontstaan tijdens de afdaling. We lopen in het bos; ik vind het te donker om zonder lamp te lopen, maar met lamp beschijn je vooral de mist, zodat je nog niet echt lekker scherp zicht op de ondergrond hebt. Ik ga een keer onderuit zonder al te vervelende gevolgen. Wel vervelend is dat ik op een ander moment mijn linkerenkel verzwik. Gelukkig niet zo erg dat ik er niet mee door kan lopen, maar later, vooral op vlakkere stukken, voel ik dat de enkel gevoeliger is dan ik in eerste instantie dacht. Rottiger dan de pijn is echter dat de banden kennelijk opgerekt zijn (zo denk ik met mijn lekenverstand tenminste), zodat ik er maar doorheen blíjf gaan. Grrr. Elk lullig steentje waar ik op stap, en bam, het is weer raak. Dát maakt me dan toch wel even aan het twijfelen: als de pijn blijft zoals die nu is, loop ik er rustig mee door, maar hoe zorg ik ervoor dat het niet alsnog echt misgaat? Voorzichtig aan maar, er zit weinig anders op.

Bij de eerste verzorgingsposten blijf ik maar kort hangen. Twee bekertjes cola, wat klein snaaiwerk, en hup, on the go. Bij de lange stijging naar Cabane d’Orny, moet ik bezuren dat ik zo kort bij de post in Champex ben blijven hangen: om de haverklap moet ik plaatsmaken voor iemand die sneller is dan ik. Anders dan tijdens die eerste, korte, stijging, doe ik nu geen moeite het tempo van anderen bij te benen. Het is zwaar genoeg, de dag duurt nog lang, laat mij maar lekker mijn gang gaan. Als we in de buurt van de hut komen, klinkt het ietwat melancholische geluid van een trompet, en zie, het eerste moment van ontroering is daar. De hut is prachtig gelegen, en ademt een sympathieke sfeer. Ik krijg glimpen van de Glacier d’Orny en de Col d’Orny te zien als de bewolking even optrekt. Genoeg om te weten dat het hier schitterend is, maar pas nu ik de kaart nog eens bestudeer, begrijp ik dat er nog veel meer te zien zou zijn geweest als de wolken niet zo laag zouden hebben gehangen. Voor ik vertrek, arriveren er enkele groepen klimmers bij de hut. Ik vraag het hun niet, maar wellicht hebben zij de Aiguille du Tour beklommen. Met hun stijgijzervaste schoenen lijken zij hier meer op hun plaats dan wij, op onze trailschoenen, en ik hoor een van hen zeggen dat ze wel pech hebben dat de Cabane d’Orny net vandaag als verzorgingspost dienst doet voor een hardloopwedstrijd. Ik snap dat maar al te goed en tot mijn plezier weerhoudt het hem er niet van mij ‘bon courage’ te wensen als ik weer op pad ga.

IMG_6352

foto: Wilbert Vlassak

Als ik net aan de afdaling begonnen ben, kom ik eerst Wilbert, en even later Edwin tegen, op weg omhoog naar de hut. Edwin heeft het zwaar – en dat is een understatement – en baalt daar enorm van – en ook dat is een understatement. Ik geef hem een hug (jaja, als het erop aankomt, ben ook ik gewoon een softie), en wat goedbedoelde adviezen. Later bedenk ik dat zijn slechte gevoel vermoedelijk door de hoogte veroorzaakt wordt, en dat ik nog duidelijker had moeten zeggen dat hij een half uur in de hut zou moeten gaan zitten, in de hoop dat hij zich daarna tijdens de afdaling beter zou voelen. Ik hoop echt dat hij opknapt en het redt, maar heb het donkerbruine vermoeden dat dat niet het geval zal zijn. En als dat zo is, hoop ik dat Wilbert, die daarover in tweestrijd stond, besluiten zal om voor zijn eigen race te gaan… Best ingewikkeld, wat je allemaal kunt bedenken.

Tijdens de afdaling haal ik de een na de ander in, die stopt om zijn jas uit te trekken. Boven was het koud, maar gelukkig durfde ik erop te vertrouwen dat het iets lager, en tijdens het lopen, vanzelf weer warmer zou worden. Goed gegokt. Ik haal in, ik word ook ingehaald, en soms zeg ik tegen mezelf, net als tijdens de stijging naar de Orny: geen competitie jac, noch met mannen, noch met vrouwen; rustig aan, de dag is nog jong, en het gaat er alleen maar om dat je je eigen race loopt, zo goed als je kunt – maar dat betekent niet eens per se: zo snel als je kunt. Het duurt eindeloos voor ik beneden ben, en vervolgens duurt het nog eens eindeloos voor ik weer wat hoger (maar kilometers verderop) de camping van La Fouly bereik. Bij de post is het druk. Ik zoek brood en kaas, maar vind het niet. Dan maar weer zoetigheid. Ik lees sms’jes van twee vrienden in Nederland die me blijken te volgen via internet. Het tweede moment van ontroering. Ik ga maar eens plassen op een gore dixy en zie daarna geen excuus mijn vertrek nog langer uit te stellen. Het is ongeveer kwart voor drie, en ik loop mooi op het schema dat ik van tevoren zo’n beetje had bedacht.

We gaan nu het Val Ferret verder in. Het allereerste stukje van de klim die nu volgt, heb ik tijdens een van de regendagen op de camping verkend, maar dat was werkelijk maar een piepklein stukje. Henny had me vermanend ge-sms’t om “nu geen gekke dingen meer” te doen, maar alleen een paar keer een stukje te gaan hardlopen om het hardloopgevoel terug te krijgen na de vierdaagse trektocht in Gran Paradiso, en braaf als ik ben, hield ik mij daar keurig aan. Als we vanaf het brede pad een smal pad door graslanden opgaan, begint de modderellende. Fijn vind ik het niet, maar in dit stadium is de modder nog niet in staat mijn humeur te bederven. Ik haal een man in die behoorlijk langzaam loopt, en vraag hem: “Ça va?” Om niet al te onbeleefd te zijn, kijkt hij opzij, en antwoordt: “Ça va.” Oef, die was niet blij met mijn aandacht. Mij heeft-ie er niet mee hoor, ik blijf het heus wel naar mijn zin hebben, hoe onblij hij ook op me reageert. Ik ben inmiddels echt met ‘mijn’ wedstrijd bezig. Nait soez’n, moar deurlopen. Ik loop lekker in mijn eigen coconnetje. Het is prachtig hier, hoe dieper we het dal in komen, hoe mooier het wordt. Het enige dat een beetje irritatie bij me wekt, zijn de vele vliegen, maar hogerop laten die het vanzelf afweten. Het heeft al een paar keer wat geregend, maar ik heb het nog niet nodig gevonden mijn jas aan te trekken. Nu gaat het echter zo hard, dat ik besluit mijn rugzak toch maar even af te doen om mijn jas te pakken. Als ik weer verder wil gaan, besluit ik om toch ook nog mijn regenbroek te pakken. Ik heb maar een lange tight bij me, en ben bang te verkleumen als die zeiknat wordt. Ik voel me vervolgens behaaglijk in mijn regenkleding en ben weer eens blij met mijzelf.

IMG_6371

foto: Wilbert Vlassak

De omgeving wordt almaar mooier. Ik kom nu bij de Lacs de Fenêtre en loop hier in mijn eentje tussendoor. Aan de ene kant is het jammer dat het mistig en bewolkt is, maar de mist verleent tegelijk een heel eigen schoonheid aan de omgeving. Ik voel me zo ongelooflijk sterk, en ik ben zo blij dat ik de hele, lange dag hier in de bergen mag zijn, en het is zo goed allemaal, dat ik alweer ontroerd raak. Deze keer loop ik echt even te huilen. Ik ben gelukkig, en bedenk dat dit lange lopen door deze omgeving het allermooiste is wat er is.

IMG_6374

foto: Wilbert Vlassak

Op de Fenêtre de Ferret staat een controlepost. Op de foto’s van Wilbert zie ik later dat de mannen een tentje hadden, maar dat valt me niet op als ik er langskom. Goedmoedig staan de mannen daar te kleumen, om het een handjevol lopers mogelijk te maken een mooie dag te hebben. Het is dat ik nu weer even uit-ontroerd ben, maar ánders… En anders wel bij de post op de Col du Grand Saint-Bernard. Met stip de hartverwarmendste post van de dag. De zorgzaamheid van de vrijwilligers straalt ervan af. Niet helemaal voor niets – veel lopers komen verkleumd binnen en lijken de deken die hun aangeboden wordt hard nodig te hebben. Op een bepaald moment komt er een mij bekende loper binnen. “Ça va?” wordt hem gevraagd. Met tegenzin antwoordt hij: “Ça va.” Ik grinnik in mijzelf, maar ben bang voor hem dat deze post zijn Waterloo is. Ik vraag aan een van de vrijwilligers of er geen lopers in de problemen zijn gekomen, vandaag. Dat niet, maar er zijn veel uitvallers, zegt hij. Jammer, maar dat liever dan ongelukken, natuurlijk. Een medisch uitziende dame vraagt of ik zeker weet dat ik verder wil gaan. Eerst zeg ik half grappend: “Bien sur,” maar dan zeg ik, wat serieuzer, dat ik me sterk voel, en in elk geval door wil naar Bourg St. Pierre, en dat ik daar wel weer verder zie. Hoewel, en ik wijs naar buiten waar het inmiddels werkelijk hondenweer is, als ik dat zo zie? Inmiddels heb ik haar er echter van overtuigd dat ik me prima voel, geloof ik, want ze maakt een soort wegwerpgebaar, van: ach, als dát alles is? Leuk mens.

Gelukkig bedenk ik nog net op tijd dat het waarschijnlijk wel handig is om een thermoshirt aan te trekken. Ik had het tijdens het laatste deel al niet meer echt warm, en het ziet ernaar uit dat het alleen maar heftiger en kouder is geworden. En wederom ben ik blij met mijzelf en mijn onwaarschijnlijk grote verstandigheid. En dat voor iemand die er prat op gaat dat ze maar wat doet! De beklimming naar de Col des Chevaux is niet zo lang, en aan de andere kant begint het feest. Een steile afdaling, compleet met inhaalverbod.

vsb sneeuwfoto frans

foto: Frans van Huizen

Ik ga nog steeds lekker, en loop zeker en steady in dit terrein. Alleen duurt de afdaling me veel te lang. Ik herinner me uit het roadbook dat we beneden bij een stuwmeer komen, en meen me te herinneren dat aan het eind van dat stuwmeer Bourg St. Pierre ligt. Niet alleen is het stuwmeer veel uitgestrekter dan gedacht, maar aan het eind gekomen blijkt Bourg daar nog niet te zijn. Ik had gehoopt en verwacht voor het donker in Bourg aan te zullen komen, maar dat blijkt valse hoop te zijn geweest. Ik probeer het in de schemer nog een tijdje vol te houden zonder lamp, maar moet me dan toch overgeven. Ergens komen we langs een buitengewoon romantisch huisje in the middle of nowhere, waar geen mens te zien is, maar men de buitenlamp heeft aangedaan. Voor ons, lopers, denk ik zo. De post in Bourg St. Pierre is groot en ongezellig. Ik begin het contact met andere lopers nu toch wel te missen. Vanmorgen had ik nog allemaal kleine gesprekjes, maar vanmiddag en vanavond lijkt men niet zo genegen te zijn tot enige vorm van social talk. Ik eet een bord spaghetti met geraspte kaas en drink, uiteraard, cola. Ik haal mijn zak met reservekleding en -voedsel, maar weet niet goed wat ik zal doen. Ik voel dat ik enorme blaren heb, maar durf niet goed voor andere schoenen te kiezen. Ik weet nu wat ik aan de La Sportiva’s heb, en met de Salomons die in de zak zitten, heb ik nog weinig ervaring. Wel trek ik schone sokken aan, al begrijp ik dat het plezier daarvan van zeer korte duur zal zijn. De verleiding is echter groot om héél eventjes geen steentjes en ander ongemak in mijn sokken te hebben.

Ergens in de afgelopen passages ben ik bang geworden voor de nacht. Ik had niet verwacht zo weinig andere lopers op het parcours te treffen, en bovendien zie ik erg veel markeringsstokken waar het lint-met-reflectiemateriaal van afgewaaid is. Ik zie mijzelf al dwalen door de nacht in het hooggebergte, geen route meer te bekennen, laat staan een andere loper. Maar ja, wat wil ik dan? Ik wil dit toch, en nog veel langer dan dit, dan horen daar ook de nachten bij, dat wist ik toch van tevoren? Ik overweeg om Henny te sms’en, maar ik ben bang dat hij mij hiermee toch echt niet kan helpen. Zijn kundigheid reikt ver, maar dit lijkt mij een beslissing van een andere orde dan die waar de looptrainer een rol in heeft. Petra, van wie ik de hele dag sms’jes krijg, sms ik wel over mijn onzekerheid en twijfel, maar eigenlijk weet ik al dat ik het toch ga proberen. Ik voel me te goed om te stoppen, daar komt het eigenlijk op neer.

Op pad dus maar weer, met op zak nog de waarschuwing dat de Cabane de Mille ‘complet’ is, en wij daar dus niet kunnen blijven, mocht dat gewenst zijn. Nu doorgaan naar de Mille, betekent verplicht doorgaan tot Lourtier. Nou ja, nu doorgaan betekent voor mij: willen finishen, en de finish ligt nu eenmaal voorbij Lourtier. De eerste twee mannen die mij gezelschap hadden kunnen houden tijdens de nacht, gaan me te langzaam en ik stiefel ze voorbij. Dan maar alleen. Over het vinden van de route had ik me geen zorgen hoeven maken. Het begin gaat over een breed pad, niet te missen, en het vervolg gaat over een modderspoor dat getrokken is over grashellingen, evenmin te missen. Hier lijken de markeringen bovendien intact gebleven te zijn. Dat betekent niet dat ik het niet zwaar krijg. Ik ben aan het ploeteren met de modder. Ik glijd de godganse tijd uit, met elke stap blijft mijn schoen een stukje achter bij mijn voet, en ik word behoorlijk chagrijnig. Ik heb de wonderlijke gewoonte om hardop tegen mezelf te praten (sommigen zouden het pathologisch noemen) – “Immer redet sie,” zei de skileraar vroeger over mij – en ik ben nu flink aan het mopperen. Ik vind het allemaal maar oneerlijk en vraag me af waar ik dit aan verdiend heb. Ondertussen blijf ik verstandige dingen tegen mezelf zeggen, zoals dat het niet zoveel zin heeft me zo te verzetten, dat het daar heus niet beter van wordt. Dat is tegen dovemansoren, echter. Als ik al veel te lang aan het vechten ben, word ik ingehaald door een Fransman bij wie ik zowaar aan kan haken. Dat scheelt. Het maakt het lopen geenszins makkelijker, maar absoluut draaglijker. Iets met gedeelde smart en zo.

Om twee uur zijn we in de Cabane de Mille. Mijn tijdsbesef is weer eens volkomen verstoord, ik heb echt geen idee. Pierre-François, of hoe heet de goede man, kletst met de aanwezige vrijwilligers alsof hij ze al jaren kent. Ik ben slaperig, moe, en eerlijk gezegd nu misschien toch niet meer helemaal op mijn allerbest. Het Franse geratel gaat langs mij heen. Op een bepaald moment wordt het woord tegen mij gericht en ik hoor iets over Pays-Bas en football. Ik begrijp dat ‘we’ gewonnen hebben in de strijd om de derde plaats. Boeiuh. Maar ik waardeer dat ze me erbij betrekken. Alors, on y va. Tijdens de afdaling meer van hetzelfde. Modder. Een poosje loopt een jonge vent met ons mee die een schijnwerper op zijn hoofd heeft die de onzichtbare volle maan waarschijnlijk moet vervangen. Een mooi gezicht als hij daarmee rotspartijen beschijnt. We moeten ruim 1400 meter naar beneden, en opnieuw valt me dat lang. Bijkomend ‘dingetje’ is dat ik nu opeens om de haverklap moet plassen. En dan echt nodig plassen, niet zo dat je het ook makkelijk nog een half uurtje op kunt houden of zo… Elke keer zeg ik tegen mijn vriend-voor-de-nacht dat hij maar door moet lopen, ik kom wel weer. Dwingt me mooi om weer eens even wat vaart te maken met de luie benen.

Tegen vijf uur komen we in Lourtier aan, drie uur voor sluitingstijd van de post. Hier is het dan opeens weer vrij druk met lopers. Relatief druk, dan. Het grappige is dat ik natuurlijk heus wel weet dat de grote massa ver voor ons uit is, en dat dat logischerwijs de betere lopers zijn, maar mijn referentiekader wordt gevormd door de lopers die ik om mij heen zie. En vergeleken met hen, voel ik me prima, zo te zien. Van de tafels met eten en drinken naar de zitruimte, moeten we een trappetje af, en het lijkt alsof ik de enige ben die daar nog enigszins normaal naar beneden komt. Sowieso is het met de verzuring in de benen zoveel beter dan vorig jaar! Toen had ik na de eerste lange afdaling al vreselijk zere benen. Nu doen ze natuurlijk ook wel zeer, maar veel minder dan toen. De trainingen werpen hun vruchten af.

Wat volgt is een misdadige stijging. Ruim 1200 meter in net iets meer dan 5 kilometer. Een stijgingspercentage van meer dan 20% dus. Dat is echt niet normaal. In het roadbook staat: “Cette montee est un gros morceau de 1200m, arrivant en fin de parcours. Mieux vaut donc l’avoir anticipée avant.” Grappige jongens, die Fransen. O nee, Zwitsers. Ik zeg tegen Pierre-François dat hij nu echt vooruit moet gaan – dit steile stijgwerk gaat bij mij beduidend langzamer dan bij hem. Maar laat ik mijzelf niet uitvlakken: ik loop misschien niet snel, maar ik loop wel dóór, en zo haal ik langzaam maar zeker toch weer wat mensen in. Ik heb alleen razende honger, en stop even om een gel te nemen. Brr, goor. P-F pauzeert ergens, weer volop kletsend met een andere loper, en dan haal ik hem weer bij. Vlak na hem kom ik aan bij de laatste verzorgingspost. Dit is nu een punt waar ik in mijn eentje misschien wat sneller door zou zijn gelopen, zoals ik anderen ook zie doen, maar P-F gaat er rustig bij zitten, en ik sluit me daar maar bij aan. Ik denk aan wat Wilco van Rooijen schijnt te zeggen tijdens lezingen: “Alleen ga je sneller, samen kom je verder.” Ik was erg blij met het gezelschap van P-F tijdens de nacht, en wil nu ook de laatste afdaling met hem volbrengen. Wij zijn voor die afdaling in Lourtier gewaarschuwd: die zou erg modderig zijn. Op die waarschuwing reageerden de lopers wat lacherig: joh, módderig? Dat hebben we nog niet gehad. De afdaling is modderig. Dus. Erg modderig. Ik zak nu voor het eerst tot over mijn enkel weg. Gevaarlijk wordt het naar mijn idee echter nergens. Nu het weer licht is, gaat het afdalen sowieso veel makkelijker. P-F gaat wel om de haverklap onderuit, maar dat is niet ernstig en komt door gebrek aan concentratie. Denk ik. En vermoeidheid. Maar het eerste zal waarschijnlijk een gevolg zijn van het laatste.

Het laatste stuk is een eitje. En oef, nu vind ik het toch wel even lastig om solidair te zijn. Niet echt, ik twijfel er niet aan dat we samen die finish over moeten gaan, maar o, wat zou ik graag nog even een stuk een beetje doorlopen. Ik kan het, mijn benen doen nauwelijks pijn, mijn voeten doen weliswaar ongelooflijk pijn, maar dat doorsta ik wel. Deze keer ben ik degene die P-F op sleeptouw neemt, in die zin dat hij probeert ook hard te lopen. Snel gaat het niet, maar toch altijd nog sneller dan degenen die wandelend bijna stilstaan. Tergend langzaam gaan we door de straten van Verbier, waar een enkeling ons aanmoedigt. Poepoepoe, had ik al eens gezegd dat geduld niet mijn sterkste kant is? Het levert niet echt een juichende finish op, maar alla. Blij ben ik toch wel. Het is volbracht. Belangrijk was het misschien niet, maar mooi was het, heel mooi. Ik ben een tevreden mens. Serieus.

Dit bericht werd geplaatst in bergen, hardlopen. Bookmark de permalink .

9 reacties op Serieus, niet belangrijk

  1. Nou, nou. Je overtreft jezelf weer met je verslag! Dank voor de gezelligheid, nogmaals gefeliciteerd met de zeker knappe prestatie (echt wel!) en op naar de volgende onbelangrijke wedstrijd.

  2. Carlo zegt:

    Super wat een mooi verslag. Heb het al vaker gezegd je schrijft nog beter dan je loopt en je loopt al zo geweldig goed.

  3. Esther zegt:

    Wat een heerlijk verslag om te lezen!! Afzien, twijfel en vooral het doorgaan en genieten onderweg. Proficiat met je prestatie!

  4. Pingback: 2014-07-12 Trail Verbier st Bernard | Lekker Weg

  5. bizzybee1 zegt:

    Heel leuk verslag, heel gedetailleerd en een fijne beschrijving van wat er door je heen gaat tijdens de wedstrijd. Ook leuk om de gelijkenissen én verschillen in beleving te zien :-).

  6. djaktief zegt:

    Wat een tocht… wat een verslag … heel veel aspecten laat je zien…. inspirerend.
    Proficiat met je prestatie en goed herstel.

    Groetjes,

    Dorothé

  7. Misty zegt:

    Prachtig verhaal en wat een gave foto’s. Knap dat je het allemaal maar durft.

  8. Elsa zegt:

    Zo, nu heb ik even rustig de tijd genomen om je verslag te lezen. Wat een fantastische ervaring lijkt me dat. Het alleen willen lopen herken ik wel. Toch fijn dat je een tijdelijk maatje had gevonden tegen het einde, wel zo handig eigenlijk.
    Wel super dat je je tot het einde toe goed hebt gevoeld en de hele tocht hebt volbracht. Het klinkt echt niet als een watjeseditie!

  9. Ada zegt:

    Wow,wat weer een heerlijk verhaal om te lezen. Voor mij onbegrijpelijk: zo’n afstand hardlopen onder zulke omstandigheden. Geweldig en stoer, ik ben heel trots op je.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s