We lopen door een zompig weiland. De drie jongens keurig op een rijtje, een stukje rechts van mij. Een pad is er niet, en ik zoek mijn eigen weg. In een poging de kortste route te volgen? Een poging om te verbloemen dat ik het zwaar heb en hen niet bij kan houden? Een poging om iets dichter in de buurt te komen van het lijntje op mijn gps, het lijntje dat het pad zou moeten zijn? We zijn een kilometer of vijf onderweg, en ik zit in de fase van het nog op gang moeten komen. Althans: dat hoop ik.
In de linker-bovenhoek van het weiland lopen we dood op prikkeldraad. Een voor een kruipen we ertussendoor, terwijl twee anderen de draden uiteenhouden. Het gps-lijntje van de route ligt hemelsbreed maar een piepklein stukje naar links, maar kort nadat we de prikkeldraadhindernis hebben genomen, zien we dat een behoorlijk steile helling ons scheidt van het pad dat ergens in de diepte zou moeten lopen. Jos oppert een paar keer om terug te gaan naar waar we kennelijk fout zijn gelopen, dat moet zijn geweest waar we het weiland ingingen. Niemand slaat acht op zijn suggestie. Ik heb er weinig zin in nog een keer die exercitie met het prikkeldraad uit te moeten voeren, maar nog minder zin heb ik erin dat weiland nog een keer te moeten doorkruisen. Ik had het zwaar, en dat was de schuld van het weiland, dat lijkt me nogal logisch.
De helling die we af moeten, is niet alleen steil en lang, hij is ook modderig en glad. We gaan van boompje naar boompje naar beneden. Ik ben hier niet al te behendig in, en doe er vrij lang over om beneden te komen, maar lollig vind ik het wel. Het zou weleens een lange dag kunnen worden…
We lopen vandaag een stukje van de GR57 in België, het gedeelte van Hamoir naar Tilff. Vorig jaar liepen Edwin en Wilbert met nog een clubje lopers deze route een paar keer, maar ze deden dat net in een tijd waarin ik geblesseerd was, of waarin ik net weer terugkwam maar nog niet toe was aan zo’n tocht. Sindsdien staat hij op mijn verlanglijstje. Een heerlijk concept. Je spreekt met wat vrienden af om te gaan, rijdt naar Tilff (of laat je rijden, als dat zo uitkomt), stapt daar op de trein naar Hamoir, loopt van Hamoir terug naar Tilff, drinkt nog wat bier, en rijdt weer terug naar Nederland. Een soort UHT, maar dan iets verder weg. Iets langer. Belgischer. Meer vakantie-achtig. Met Edwin spreek ik een datum af. Hij nodigt Wilbert uit en thuis in Haarlem maak ik loopvrienden en trailers-in-wording John en Jos enthousiast voor deze alternatieve training. Een aankondiging op facebook blijft achterwege, en Wilbert haakt uiteindelijk af, zodat het groepje beperkt blijft tot ons vieren.
Na een kilometer of tien, gokje, ben ik warmgedraaid. Wat er precies veranderd is ten opzichte van het eerste stuk, weet ik eigenlijk niet. Mijn bovenbenen doen nog steeds zeer, net zoals ze dat eigenlijk al twee weken doen, en ik loop nog steeds niet snel omhoog en redelijk snel naar beneden. Ik ben heus moe en vind het nog steeds best zwaar, maar iets voelt er toch anders – ik heb nu het vertrouwde (hoewel natuurlijk volstrekt onbetrouwbare) gevoel dat ik hier eeuwig mee door kan gaan. Ik voel me in mijn element, hier buiten, in de sneeuw, in de modder, in het open landschap met de vergezichten, in het bos, tijdens het stevig doorstappen omhoog, tijdens het dansen omlaag. We praten, en dat is goed. We zwijgen, en ook dat is goed. We lachen. Er hoeft niks vandaag, niemand is bezig zich te bewijzen, we lopen gewoon van A naar B, de een ziet af, de ander fladdert vooruit, en weer terug, we zijn blij dat we buiten zijn, dat we dit kunnen doen, met een groepje vrienden, waarvan er een paar elkaar vandaag voor het eerst ontmoet hebben.
Op een bepaald moment ligt er een grote conifeer over het pad, waar we rechts omheen gaan. We lopen door. Stijgen, dalen, enkeldiepe modder, stenen, soms wat sneeuw. Mensen met honden. Meer mensen met honden. Ik krijg het weer zwaar (of is het alleen mentaal?) terwijl we een lang, geleidelijk stijgend pad volgen. De jongens lopen bij mij vandaan. Later daalt de route en haal ik hen weer bij. Op een bepaald moment ligt er een grote conifeer over het pad, waar we links omheen gaan. We lopen door. Dan hoor ik John achter me zeggen dat hij niet lastig wil doen, maar dat hij ervan overtuigd is dat we die conifeer al eerder gehad hebben. Ik kijk achterom en denk: verdomd, daar zou hij weleens gelijk in kunnen hebben. Edwin ontkent. Dat wil ik ook het liefst doen, want ik heb er helemaal geen zin in om terug te gaan, maar, nogmaals verdomd, we lopen al een poosje in de richting van de zon, terwijl we naar het noorden moeten. Shit. Vooral voor John, want hij heeft het zwaar. Die krijgt tijdens zijn eerste beetje echte trail meteen een lekkere mentale training te verduren. Ben je de kilometers aan het aftellen, komen er opeens weer een stuk of onduidelijk hoeveel bij.
We keren om en herkennen nu wél de route van de eerste keer. Ik loop weer achteraan en ben er getuige van dat we op hetzelfde punt van de route afwijken. Er zijn geen markeringen meer te zien (hoewel Edwin meent van wel; zie hier zijn verhaal en ook een link naar zijn foto’s), maar we blijven min of meer parallel lopen aan de route, en ik vertrouw erop dat we daar wel weer op uit zullen komen. Alleen moeten we nu dan goed opletten, dat we op dat punt de route naar links vervolgen, en niet naar rechts, zoals we eerder deden. Naar het noorden, niet naar het zuiden. Deze keer gaan we goed.
Het laatste gedeelte vind ik het fraaist. We lopen een stuk langs de Ourthe, en krijgen daarna nog een paar flinke stijgingen voor onze kiezen. Bovenop blijven we een poosje min of meer op hoogte, en lopen op en neer, op en neer over een ongelijkmatig paadje met stenen en boomwortels. Lekker doorlopen en zo behendig mogelijk je voeten plaatsen. Dansen. Ik geniet. Dit is het mooiste wat er is. Nou ja, net zoals een heleboel andere dingen het mooiste zijn dan.
Op het laatste geasfalteerde weggetje naar beneden zet ik nog even aan om de vooruitgedwarrelde Jos bij te halen. Als ik nog geen spierpijn zou hebben gekregen, de volgende dag, dan zorg ik daar nu wel voor. Keurig komen we bij het station uit. We steken de brug over en lopen naar de auto, waar we constateren dat we net een paar honderd meter te kort komen voor de marathonafstand. Eigenlijk boeit me dat niet echt, maar als Edwin en Jos die meters nog willen maken, loop ik mee. Op 42,3 kilometer tik ik af. Bijna zes en een half uur over gedaan. Om de dag af te maken, zijn er bier en borrelnoten. Basale behoeften, pretentieloos.
Dank jongens, voor een perfecte dag.
Dat klinkt als een ultieme zondag of zaterdag! Heerlijk.
Je weet het weer moi te verwoorden. Het genoegen was wederzijds. Denk nog regelmatig aan je plan voor 2016. Ik houd mij daarvoor aanbevolen.
Om dat relaas over die conifeer links of rechts te lezen is leuk, maar onderweg is ervaar je dat beslist anders. Zo samen onderweg zijn zonder prestatiedwang is mooi!