Ik open op het werk het schema dat Henny gestuurd heeft en kijk even globaal naar een paar trainingen die er voor de komende weken in staan. Woensdag Middenduin, vierhonderdjes. Volgende week woensdag duizendjes op de baan (mag ook in Middenduin). Komend weekend slechts driemaal een uurtje. In de laatste week voor de wedstrijd, zoals gebruikelijk, nog wat relatief kort en snel werk. Ik sluit het bestand en ga aan het werk.
Het is eigenlijk niet mijn bedoeling om van de laatste lange duurloop, 50 kilometer staat er op het programma, nog een dagje uit te maken. De Sallandtrail is nog maar twee weken geleden, over drie weken zit ik weer in Limburg en met Pasen wordt er traditiegetrouw gekampeerd. Een weekendje rustig thuis is aangenaam, en ik kan best weer eens een rondje Haarlem doen, of een route van 50 kilometer verzinnen met veel duin en strand. Maar ja, eigenlijk zie ik er een beetje tegen op, tegen dat lange eind lopen, en ik heb nog een goedkope dagkaart van de NS, en er is een route van MST van de juiste lengte die ik weleens zou willen lopen. Weet je wat? Ik pols Edwin of hij heel misschien toevallig zin en gelegenheid heeft om dit weekend de Deventer-Arnhem-Trail te lopen. Schikt het hem niet, prima. Schikt het hem wel, tja, dan zal het wel voorbestemd zijn.
Het schikt, Edwin juicht het plan zelfs toe, alleen dan wel op zondag, en niet op zaterdag, zoals ik voorstelde. Ik kijk naar de dienstregeling op zondag. Dat valt niet mee. Met de eerste beetje normale verbinding ben ik om tien uur in Deventer; Edwins trein komt om kwart over aan, dus dat wordt een late start en dientengevolge ook een late finish. Er is een mogelijkheid eerder, namelijk bij een vertrek om zes uur vanaf Haarlem, maar dan moet ik drie kwartier wachten in Amsterdam. Niet aanlokkelijk, maar ik ben bereid het in overweging te nemen, tot ik bedenk dat dit weekend ook de zomertijd nog ingaat. Ja, da-ag.
Het wordt de auto naar Velp, en daar de trein van 7:41 uur naar Deventer. Dat betekent voor mij toch nog de wekker op iets na half zes, gevoelstemperatuur half vijf. Ik slaap ruk, maar mopper niet. Als ik vandaag in mijn eentje op pad had gemoeten voor een duurloop van 50 kilometer zou ik ook geen zin hebben gehad. Dus.
De trein heeft een wc, waar ik erg blij mee ben. Hij heeft een een goedgemutste conducteur, die blij is dat hij mag werken op deze grijze, stormachtige en naar verwachting doornatte zondag. En hij brengt ons naar Deventer, wat handig is, omdat ons loopje daar start. We krijgen er steeds meer zin in.
Een stukje door het centrum van Deventer om bij de brug over de IJssel te komen. We steken de rivier over en gaan van het asfalt af. De pasfrequentie van Edwin is hoog, en het is voor mij de kunst om me daar niet door te laten meeslepen. Ik moet zoeken naar mijn eigen ritme en mijn eigen tempo, dat zoals gewoonlijk in het begin wat lager ligt. Het landschap is open en de wind is tegen. We praten wat. Nog wel.
We komen door Wilp (mooi kerkje), lopen over een grasdijk (niet mijn favoriete ondergrond) langs een beek, moeten hier en daar een (soms iets langer) stukje over asfalt, steken het spoor Zutphen-Apeldoorn over, het Apeldoorns Kanaal, de stoomtreinspoorlijn Dieren-Apeldoorn. We komen langs een golfterrein en maken een sanitaire stop. We lopen de Veluwe op. Het lopen kost me al een poos moeite. De eerste kilometers heb ik nodig om er een beetje in te komen, daarna gaat het een tijdje redelijk, maar na een kilometer of vijftien, misschien twintig, is het op. Mijn benen en heupen doen zeer, en er is iets raars met mijn energie aan de hand. Net of ik er een tekort aan heb of zo.
Ik praat niet veel meer. Ik trek me op aan Edwin. Hij heeft goede benen en loopt sterk, en houdt zich voor mij in. Ik probeer zo goed mogelijk te volgen, zonder me te forceren. Ik weet dat als ik in mijn eentje zou zijn en me zo zou voelen als ik me vandaag voel, ik het tempo veel verder terug zou laten zakken en vaker zou stoppen. Ik ben blij dat ik niet in mijn eentje ben. Zo nu en dan heb ik een kleine opleving. Wanneer het pad naar beneden gaat, lijkt het soms net alsof ik aan het hardlopen ben. Zij het niet al te hard dan.
Of ik nog kan lachen, vraagt Edwin. Met moeite. Er is zelfs een enkel moment waarop ik tranen voel drukken. Niet eens uit zelfmedelijden deze keer (voor zover ik kan beoordelen), maar puur door de pijn en de vermoeidheid. Het duurt een seconde, langer niet. Het helpt dat de route mooi is. Afwisselend ook. Al kan die afwisseling me gestolen worden als we eenmaal in Arnhem zijn en ik alleen nog maar bij het station wil zijn en de trein van 14:24 uur wil halen. Die trein halen we, met minder dan twee minuten speling. Pas als we ingestapt zijn, feliciteren we elkaar. Ik ben blij – blij dat ik niet meer hoef te lopen, maar ook ernstig blij en tevreden over wat we vandaag gedaan hebben.
Bij Edwin en Monique gaat de natte zooi uit en neem ik een douche. Daarna koffie (mijn eerste kop van vandaag!) en een stuk overheerlijke, zelfgebakken appeltaart. Ik bof maar weer. In de auto op weg naar huis gaan de ruitenwissers op de hoogste stand.
Als ik een paar uur aan het werk ben, vraag ik me opeens af wat ik morgenochtend eigenlijk moet lopen. Ik open het schema nogmaals, en zie bij dinsdag 31 maart ‘rust’ staan. Wat is het toch een heerlijke sport, hardlopen.