Opeens een boel gekraak, wel heel dichtbij. Een fractie van een seconde hoop ik op een edelhert, maar die hoop wordt onmiddellijk de grond ingeboord bij de aanblik van een enorm rund van het mannelijk geslacht, met enorme horens, wel heel dichtbij. Ondanks zijn enorme afmetingen heb ik hem totaal niet in de gaten gehad, zodat ik nietsvermoedend zijn aura ben binnengehobbeld. Daar is het beest niet van gediend, en dat geeft hij met veel misbaar te kennen. Op de bordjes staat te lezen dat de grazers binnen dit gebied onvoorspelbaar op de aanwezigheid van mensen kunnen reageren – ik voorspel je: als je plotseling heel dichtbij hen komt, schrikken ze, en die schrik uiten ze met vertoon van agressie.
Ik ontmoet het beest tussen Delhuijzen en de Zwarte Bulten (of zijn het nou klonten?). Mijn hartslag, die tot dit moment keurig het schema volgt en nog in zone 1 zit, schiet door de ontmoeting naar zone 3. Ik ben meteen goed wakker en trek me, verontschuldigingen mompelend tegen het beest, terug achter wat onooglijke boompjes. Kennelijk leidt het beest hieruit af dat ik zijn overwicht erken, zodat hij wat indimt. Ik blaas de aftocht en kies een ander pad.
Een paar weken eerder, de woensdag na mijn Boxtweedaagse, staan er 200’jes op mijn schema. Ik heb vergeten tegen Henny te zeggen dat ik de hele week in Arnhem blijf, en op woensdag dus niet naar de atletiekbaan ga. Maar geen probleem, dan zet ik die 200’jes wel ergens op een rustige asfaltweg uit. Het wordt een rustig zandpad. Aan een kant bos, aan de andere kant glooit goudgeel het graan. Na 200’je nummer zeven, keer ik me om om naar de startlijn terug te dribbelen, en ik zie een beest me over het pad tegemoetlopen. Nee hè, niet weer een loslopende hond. Het gaat tegenwoordig best goed tussen mij en de honden, maar ik vind dat mijn dapperheid ten opzichte van onze trouwe viervoeter de laatste tijd wel voldoende op de proef is gesteld. Deze hond staat echter wel heel hoog op de poten. Het is dan ook geen hond, maar een ree. Die duikt eerst het bos in als hij mij ziet, maar bedenkt dan dat hij toch echt naar de andere van dat graanveld wil (ik meen daar aan de overkant een soortgenoot van hem te zien, maar als ik een tweede keer kijk, is het dier verdwenen), en ik kan hem nog een hele tijd volgen. Dan weer hoog boven de haver uitspringend, dan weer, alsof hij zich realiseert dat hij zo wel een erg makkelijke prooi voor een wildliefhebber vormt (weet het beest veel dat ik geen vlees eet), een tijdlang sluipend in de hoop onzichtbaar te zijn – alleen een beetje jammer dat zijn kop daarbij boven het graan uitsteekt.
Kijk, dat vind ik nou leuk. Ik heb mijn huisje nog maar net, en nu ontmoet ik al een ree. In de duinen zitten zoveel damherten, dat je er een beetje blasé van wordt. “O, een hert. Gaap.” “O, veertig herten. Ja leuk. Wat zullen we vanavond gaan eten?” Maar een ree zomaar in het wild, dat is nog eens wat anders, daar ben ik wel van onder de indruk. De zaterdag erna ga ik een rondje fietsen. Richting Loenermark en zo. Het is nogal druk met medeweggebruikers in de vorm van wandelaars, ruiters en fietsers. Op een rustig stukje steken twee reeën vlak voor me het pad over. Gaap.
Geen internet en tv in mijn huisje. De eerste weken dat ik er zit, taal ik niet naar de film die ik eventueel op mijn laptop kan bekijken. ’s Avonds lig ik heel vroeg in bed, of zit ik bij het licht van een olielamp en wat kaarsen (al heb ik wel elektriciteit hoor) op het terras nog wat te lezen of te mijmeren. Mijn oren gespitst op de roep van bosuilen. Een enkele keer hoor ik er eentje, maar een klein poosje, en wel heel ver weg. Net niet helemaal bevredigend. Thuis in Haarlem begin ik aan seizoen 3 van Game of Thrones. Na die 60 kilometer lopen op zaterdag, vorig weekend, vind ik het wel heel lekker om nog een afleveringetje te bekijken. Ik zit buiten, heerlijk weer, laptop op schoot, oortjes in de oren zodat anderen niet mee hoeven te genieten. Onder een bepaalde scène zit het geluid van een bosuil. Ja hoor, het is avond, bosuil natuurlijk. In detectiveseries zijn ze daar ook tuk op – te pas en te onpas de roep van een bosuil, om het extra spannend te maken of zo. Volgende scène. Nog steeds die bosuil. Eh? Spatiebalk, oortjes uit. Verrek joh, die uil zit hier links van me, irl, een beetje te jagen. Is hij nou helemaal gek geworden?
Dilemma. Ik móet natuurlijk naar die uil blijven luisteren, en dat doe ik ook wel even, maar ik wil eigenlijk ook wel erg graag deze aflevering nog even verder zien, en vroeg naar bed want ik ben best moe. Het is te genant voor woorden, maar: oortjes in, spatiebalk. Na een poosje vliegt de uil de Game of Thrones weer uit.
Herkenbaar! Een paar maanden geleden werd ik in De Oeverlanden (Amsterdamse Bos) belaagd door een rund. Het was weliswaar een jong exemplaar, maar tegen die honderden kilo’s vlees was ik toch tamelijk kansloos. Gelukkig wist ik uiteindelijk schadevrij over het veerooster te komen!