Het weekend van de sneeuwval zit ik in Arnhem. Op vrijdagochtend ligt er een minilaagje, dat echter niet weet te voorkomen dat ik mijn rondje, net als een ander rondje op dinsdag, met hangen en wurgen doorkom. Dat belooft wat voor zondag, als ik eigenlijk maar weer eens een 30 kilometer wil proberen te lopen. Er staan voor de laatste (ruime) week van het jaar nog wat loopjes op de planning, en voor daarna nog een paar, zodat het me nuttig lijkt de kilometers zo zoetjes aan uit te gaan breiden.
Op zondag ligt er een flink pak, en licht gespannen ga ik op pad. Eerst een stukje bos, dan wat asfalt naar en langs de Koningsweg. Met een laag sneeuw erop loopt asfalt toch net even iets anders, maar echt zwaar is het hier nog niet. Aan de andere kant van de snelweg loop ik het natuurgebied in, en ga ik al snel linksaf, richting Terletse Heide. Het is mijn plan om daar de Imboswandeling (www.tragepaden.nl) op te pikken, waarvan ik de route in m’n horloge heb staan, en die ik al een paar keer in tegengestelde richting heb gelopen.
Het loopt lekker zwaar, die dikke laag sneeuw op een toch al niet bepaald effen ondergrond. Nu heb je zwaar en zwaar. Afgelopen dinsdag en vrijdag liep ik geen zwaar parcours, maar liep het voor geen meter. Vandaag is het objectief zwaar, maar voel ik me sterk. Als ik me zo voel, geldt het adagium: zwaar = lekker. En dan heb ik het er nog niet eens over hoe mooi het is met die sneeuw. Dat er toch mensen bestaan die niet van sneeuw houden – onbegrijpelijk. Ik heb het goed naar mijn zin, dus. Ik merk alleen dat mijn been boven de enkel, en dan vooral aan de voorkant, een beetje stijf is. Dat is nieuw, maar dat loop ik er wel uit. Geen paniek.
Op de heide doe ik iets ongebruikelijks: ik stop om mijn telefoon te pakken en maak een paar foto’s. Een poging om iets van de magie van het moment vast te houden, te bewaren voor later. Geen mens te zien, de lucht is grijs, de foto’s zijn niet echt de moeite van het plaatsen waard. Mijn been voelt nog steeds stijf, vlak boven de enkel.
Na een kilometer of 15 realiseer ik me opeens: dit is geen stijfheid die ik er zo even uit loop, dit is gewoon ordinaire pijn. Wat is dít nu weer? Ik kniel op mijn rechterknie in de sneeuw, leg mijn voet plat op de grond, in de hoop dat ik de boel daardoor wat oprek en dat dat verlichting geeft. Ondertussen koel ik zo de scheen ook nog, voor je weet maar nooit. Het helpt misschien niet echt, maar ik doe het later nog een paar keer. Ik moet toch íets! Gek genoeg komt het geen moment in me op om de route in te korten – hoezo licht-autistische trekjes?
Op het Kerkepad (ik ben dan weer van de Imbosroute af, en dus op de terugweg naar huis) word ik achtervolgd door Edwin, maar de afstand tussen ons is te groot, ik heb geen idee van zijn aanwezigheid daar en dan struikelt ie ook nog over z’n veter. Hij loopt hier dwars door de plassen, lees ik later, maar ik probeer deze juist zo goed en zo kwaad als het gaat te ontwijken. Niet dat mijn schoenen niet allang doorweekt zijn, maar als m’n voeten eenmaal weer warm zijn, voel ik elke keer een enorme weerstand om dat koude water in te gaan. Net alsof de sneeuw waar ik doorheen ploeg minder koud is dan het water. Nou ja, minder nat dan waarschijnlijk toch.
Eenmaal weer op de Koningsweg volg ik eerst het onverharde pad. Ik word ingehaald door een fietser, ploegend en zwabberend door de sneeuw. Niet zo gek. Hoewel, eh, het is geen mountainbiker maar iemand op een racefiets. Wat doet die hier nou, met het fietspad een paar meter verder naar links? Verderop stap ik zelf over naar het fietspad, en denk ik dat ik het een beetje begrijp. Waarschijnlijk had hij op het onverharde pad met zijn dunne bandjes altijd nog wat meer grip dan op het spekgladde fietspad.
Als ik de A50 alweer ben overgestoken, kniel ik nog een keer neer in de sneeuw. Ik heb nu serieuze pijn aan mijn scheenbeen, en overweeg om wandelend verder te gaan. Nu pas bedenk ik dat ik beter de route had kunnen inkorten. Nou ja, it’s no use crying etc. Ik dribbel toch maar verder, heb weinig zin om nog ruim een half uur over het fietspad naar huis te wandelen. En ook: die voorgenomen 30km hè. Ik probeer de loper-met-rugzakje die me tegemoetkomt minstens zo opgewekt te groeten als hij mij doet. Tenslotte ben ik zelf ook een loper-met-(letterlijk)-rugzakje. Niks identiteitscrisis. Dat is wie ik ben. Toch?
De zorgen slaan toe. Heb ik nou shin splints? Daar heb ik nog nooit last van gehad, hoe kom ik daar nu dan opeens weer aan? Nou ja, lang verhaal kort: geen shin plints, maar wel heb ik een peesontsteking opgelopen. Rood, opgezwollen, pijnlijk. Duurt een poosje. Schijnt. Slecht doorbloed en zo, zo’n pees.
Goed. Fysio. Rustig weer beginnen wat te bewegen. Maar wat kan er terechtkomen van de plannen voor het eind van het jaar? De derdekerstdagloop bij Arnhem (het leek me wel aardig om eens iets georganiseerds te doen bij mijn tweede thuisstad) laat ik eenvoudig schieten. De SM-loop op 30 december valt gemakkelijk terug te brengen van de ultra (58km) naar de marathonafstand. Maar wat doe ik met het UPNLetje op 23 december? Bij zonsopgang starten in Hilversum (formeel het eindpunt van het UltraPad Nederland), bij zonsondergang finishen – hoewel de suggestie van Rhenen (na ruim 50km) als potentiële finish nogal, eh, overtuigend (dwingend?) is. Clubje lopers waar ik nogal op gesteld ben.
Kortom: ik wil dit UPNLetje niet graag missen. Maar ik snap ook wel dat 50km voor nu niet echt handig is. Op z’n zachtst gezegd nogal ambitieus. Op woensdag ben ik nog volkomen somber en bedenk ik dat ik helemaal moet afhaken. Maar op vrijdag loop ik alweer een stukje van ruim 5km met weinig pijn en besluit ik toch het eerste stuk mee te lopen. 20km moet gaan, bedenk ik. Na 25km staan organisator Han en Moniek met warme chocomel en koffie. En een auto, waar ik niet instap, al loop ik vanaf een kilometer of 17 met enige pijn. Ik heb op de een of andere manier bedacht dat wandelen geen kwaad kan, en ik wil graag bij de afterparty in Rhenen zijn. Ik loop dus min of meer hard tot de verzorgingspost, en vanaf dat punt wandel ik verder. Ik volg de route van de UPNL (vanaf hier tot Rhenen loopt die samen met de UHT) nog ruim 9km, en loop vanaf daar nog een kilometer of 6 naar Maarn – waar ik op de trein stap naar Rhenen (met dank aan Hannah voor de heldere, niet te missen, route-uitleg!).
Pas als ik in Rhenen uit de trein stap, realiseer ik me dat dit waarschijnlijk een behoorlijk stomme actie was. Wow, wat doet dát zeer!
Nou ja, wederom lang verhaal kort: been nog dikker en pijnlijker dan twee weken geleden, na de sneeuw. Terug bij af, dus. Derdekerstdagloop is überhaupt geen optie meer, maar ook de SM-loop zeg ik maar direct af. Beetje uit zelfbescherming – als ik dit niet meteen beslis, dan blijf ik tot het laatste moment aarzelen. Schiet niet op. Maar na de eerste pijnlijke dagen, merk ik dat ik toch niet helemaal terug bij af ben. Been blijft dik, blijft ook wel pijnlijk, maar de pijn zakt veel sneller weg dan eerst. Dus ik heb toch weer hoop. Op de 27e loop ik 3km hard. De dag erna wandel ik 12km. En op vrijdag de 29e loop ik alweer 10km. Niet geheel pijnvrij, maar het is te doen. Oudejaarsdag: 15km. Loopt voor geen meter, maar dat heeft niets met enige blessure te maken. Nu rustig opbouwen, en op naar het volgende feestje. 13 januari: nieuwjaarsloopje Wezep-Putten.
Gelukkig nieuwjaar!
Insgelijks! 🙂 Zie je misschien 13-1!
Dank je, Bram. En: gezellig als je meeloopt – ik zou het maar gewoon doen, als ik jou was.
De kortere funrun-variant trek ik waarschijnlijk wel! 🙂
Wat ontzettend balen. Je houdt de moed er nog wel in! Zelf heb ik van de fysio wat schop- en andere oefeningen gekregen om beter warm te worden. Schijnt erg belangrijk te zijn als oudere loper. Ik was bij sportarts en die vertelde dat peestraining erg belangrijk is voor oudere loper. Ik ga daar nu mee aan de slag want iedere keer wat hebben is zo vervelend. Maar ik weet niet hoe jong jij bent, dus misschien speelt dat niet voor jou.
Groetjes en toch een goed loopjaar gewenst,
Dorothé
Hai Dorothé, dank je wel. Ik word er regelmatig helemaal gestoord van dat ik steeds weer wat heb, maar op dit moment lijkt het weer aardig te gaan, vandaar die ogenschijnlijke moed-erin-houderij waarschijnlijk! Ik ben misschien een ietsiepietsie jonger dan jij, maar ik twijfel er ook niet aan dat mijn leeftijd een rol speelt bij de vele klachten en klachtjes die steeds de kop op steken.
Groet en van hetzelfde!